De SP werkt aan nieuwe beginselen en probeert zich onder zelfverklaard partijleider Lilian Marijnissen opnieuw uit te vinden. In dit artikel bespreken Mark Wachet en Richard Hoogstraten de twee belangrijkste teksten van dit proces- het boek van Tweede Kamerfractieleider Lilian Marijnissen (De winst van eerlijk delen: Ons pleidooi voor radicale democratisering) 1 en het nieuwe concept-beginselprogramma van de SP (Heel de mens, het socialisme van de SP). Deze teksten worden kritisch tegen het licht gehouden en voorzien van kritiek vanuit een communistisch perspectief.
De winst van eerlijk delen
De winst van eerlijk delen trapt af met een probleemstelling: liberale partijen komen ermee weg dat er geen echte ideeënstrijd wordt gevoerd over hun plannen, waardoor er volgens Marijnissen ‘minder ruimte is voor hoop en perspectief’. Ondertussen hebben deze liberale partijen in het geniep de Nederlandse verzorgingsstaat afgebroken. Marijnissen presenteert haar boek in de introductie daarom uitdrukkelijk als bijdrage over waar de SP staat in het politieke debat. Ze poogt naar eigen zeggen een bijdrage te leveren aan de ideeënstrijd in Nederlandse politiek. De SP is in deze context een tegenstem die een modern socialisme probeert te realiseren.
Het neoliberalisme wordt in de eerste drie hoofdstukken van het boek gepresenteerd als het grote kwaad, het fundament onder alle problemen in de maatschappij. Dit in contrast met de nieuwe Heel de Mens, waar het in het huidige programma gebezigde ‘neoliberalisme’ bewust is vervangen door de term ‘kapitalisme’. Wij denken dat dit een bewuste afwijking is. Marijnissen is niet alleen auteur van dit boek, maar was ook onderdeel van de programmacommissie voor de herziening van Heel de Mens. Ze moet dus op de hoogte zijn geweest van dit inhoudelijke verschil.
De vraag rijst dan hoe dit verschil geduid moet worden. Kritiek op het neoliberalisme is naar de buitenwereld toe wellicht makkelijker te verkopen dan kapitalismekritiek, waardoor dit de invalshoek van De winst van eerlijk delen heeft gevormd. Voor SP-leden geldt wellicht het tegenovergestelde. Het is onwaarschijnlijk dat dit een slordigheid of inconsistentie is die men niet heeft opgemerkt.
In het eerste hoofdstuk geeft Marijnissen een wel erg simplistische, amper onderbouwde definitie van het neoliberalisme.2 Ze stelt dat neoliberalisme inhoudt dat de overheid haar rol beperkt tot een aantal kerntaken zoals openbare orde en justitie, en dat dit vervolgens ‘belangrijke waarden en normen’ aantast. Daar tegenover stelt ze de noodzaak van een ‘fatsoenlijke overheid’ en ‘eerlijke politiek’. Ze ziet een drietal problemen die ze wil bestrijden: de overheid staat te ver weg bij de mensen, de markt gaat nu boven mensen en de economie werkt niet voor iedereen.
Gelukkig, zo stelt ze, is de invloed van de SP toegenomen: de partij is inmiddels van tegenstem naar tegenmacht gegroeid. Het blijft overigens onduidelijk waar deze claim op is gebaseerd: een vermeende groei aan invloed van de SP is in elk geval niet terug te zien in toename in ledenaantallen of zetelwinsten. Voorbeelden van concrete successen van de partij blijven grotendeels uit. Marijnissen heeft enkel het uiteindelijke morele gelijk van de SP over de problemen in de samenleving om mee te schermen. De door haar waargenomen ontwikkeling tot tegenmacht leidt volgens Marijnissen tot een volgende fase in de ontwikkeling van de partij: een fase waarin de SP mee gaat regeren om ‘fundamentele verandering’ af te dwingen. Er wordt dus opnieuw voorgesorteerd op coalitiedeelname, maar dan vanuit een SP met nog minder zetels dan voor de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2021.3
Het zou volgens Marijnissen nu pas in de samenleving doordringen dat fundamentele ongelijkheid een probleem is. Er moet daarom een nieuwe economie komen, een waarin bedrijven bijvoorbeeld eerlijk worden belast. Het overgrote deel van de problemen lijkt volgens het boek veroorzaakt te zijn door de kabinetten-Rutte: zij verloren de menselijke maat uit het oog, waardoor voorzieningen uit de buurten verdwenen.
Vervolgens komt ze met een reeks voorspelbare oplossingen en anekdotes voor deze problemen, die zo uit een van de afgelopen SP-verkiezingsprogramma’s lijken te zijn overgenomen. Denk aan het organiseren van mensen op een ‘eerlijk’ vluchtelingenbeleid, een onderwerp dat in het boek werkelijk tot in den treure wordt aangehaald. ‘Eerlijk’ houdt volgens Marijnissen overigens vooral een beperking van arbeidsmigratie in, wat natuurlijk niets heeft te maken met (rechtvaardig) vluchtelingenbeleid. Ook noemt ze de wijkagent die moet weten wat er speelt in de buurt. Criminaliteit en veiligheid zijn blijkbaar linkse thema’s, en voorkomen dat mensen in de criminaliteit belanden lijkt daarbij bijzaak. Een laatste voorbeeld is een plan om bedrijven te dwingen om winst in te zetten voor verduurzaming voordat ze subsidies kunnen krijgen.
Al deze beleidsvoornemens worden samengevat onder de noemer ‘echte democratisering’, die niet van de overheid of politici zal komen, maar van de gewone man. Om dit te verduidelijken wordt een verwarrend voorbeeld gegeven uit Oss, waar vrijwilligers een speeltuin hebben gebouwd met een bescheiden entreeprijs zonder geld van de gemeente. Socialisme is ‘niet achterover leunen en naar de overheid kijken, maar zelf opstaan en verandering organiseren’.
Lokale voorzieningen zijn essentieel, zo wordt betoogd in de conclusie van het boek. Het begint in de buurt, want daar groei je op, dus de overheid moet daar ook terugkeren. Dat wordt mogelijk door de organisatie van mensen. Een organisatiestrategie om dat te bewerkstelligen blijft helaas, maar niet onverwacht, eveneens uit. Socialisme is vervolgens te bereiken door een reeks beleidsdoelen te realiseren: hogere belastingen voor de rijken, zeggenschap en winstdeling voor werknemers, meer vaste contracten, een Nationaal Zorgfonds, et cetera.
Het lijkt op CDA-discours, een soort christendemocratie-light, maar dan in een SP-mal gegoten. Het maatschappelijk midden moet de problemen maar oplossen. Of is de oplossing toch dat de overheid terugkeert naar de buurt? De tegenstrijdigheid van de genoemde oplossingen wordt nooit benoemd. Marijnissen laat een boel proefballonnetjes op om de ravages van het neoliberalisme te herstellen, maar zonder een helder en samenhangend idee van waar we heen willen en hoe we daar kunnen komen, waardoor het boek nieuwe leden weinig nuttigs leert over hoe socialisten ‘tegenmacht’ creëren.
Heel de Mens
In juni zal de SP een nieuwe versie van haar beginselprogramma Heel de Mens aannemen. De oorspronkelijke versie daarvan kwam uit in 1995 en wordt nu, na 27 jaar, tegen het licht gehouden. Na een lang uitgesteld ideologisch congres (dat al voor de pandemie op de planning stond, maar om verschillende redenen steeds werd uitgesteld) is dit nu het belangrijkste product van de ideologische vernieuwing die ooit door Ron Meyer werd aangekondigd. Nu ligt er een conceptversie die op het partijcongres komende juni nog door leden kan worden gewijzigd.
Ondanks de poging om het document in te korten en minder aan de tijd verbonden bewoordingen aan te nemen, kraakt het document aan alle kanten: het ontbreekt aan heldere bewoordingen, spreekt zichzelf bij tijd en wijlen tegen en stelt vrijwel geen concrete doelen. Uiteindelijk is de vraag wat leden en de partij aan dit document zullen hebben als het in de huidige vorm wordt aangenomen.
De nieuwe versie van Heel de Mens begint met een schets van de geschiedenis van 1945 tot nu waarin de aanvankelijke opbouw van een welvaartsstaat en relatief lage ongelijkheid geleidelijk werd vervangen door privatisering en marktwerking. Het kapitalisme zou haar greep op de samenleving hebben vergroot door middel van de neoliberale ideologie. De opstellers van deze tekst (de programmacommissie) zien hier een tegenspraak met de waarden van menswaardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Om de samenleving die waarden weer te doen belichamen is een radicale democratisering nodig, die bewerkstelligd moet worden door het formuleren van kritiek, het voeren van acties en het formuleren van alternatieven.
De analytische concepten die worden aangereikt zijn onvoldoende uitgewerkt om nuttig te zijn. Het woord ‘kapitalisme’ wordt acht keer benoemd in het document, maar wordt geheel niet gedefinieerd. Wel worden er een aantal symptomen aangewezen zoals gebrek aan zeggenschap van werknemers en de egoïstische mentaliteit van de huidige tijd. Als we die tegengaan zijn we dus niet de kern (het kapitalisme) aan het bevechten, maar de symptomen daarvan.
Verder verankert de partij ‘klasse-analyse’ in de ideologische beginselen, in hoofdstuk drie van het programma staat: ‘Socialisten maken klasse-analyses en gaan altijd uit van bezits- en machtsverhoudingen. Wij organiseren mensen rondom hun gedeelde belangen: zo versterken we de onderlinge solidariteit.’ Deze algemene bewoording roept al veel vragen op. Wat is dan precies een sociale klasse? Welke rol spelen de machtsverhoudingen? Waarom is die gezamenlijke solidariteit belangrijk? Het blijft slechts gissen naar de antwoorden daarop. De tekst gaat er eigenlijk vanuit dat we de inhoud al kennen en is dus niet geschikt als politiek basisdocument. Schijnbaar ligt de echte basis buiten dit document.
Hoe verwarrend dit is, blijkt bijvoorbeeld uit de historische verhandeling in het document, die is namelijk zeer eenzijdig: er wordt gedaan alsof Nederland vanuit een soort neutrale positie en als een organisch geheel eerst goede beslissingen maakte (het opbouwen van de welvaartsstaat) en daarna slechte beslissingen (het stimuleren van markten). De verschillende omstandigheden waaronder deze ontwikkelingen plaatsvonden blijven onbesproken. Er wordt met geen woord gerept over de complexe omstandigheden van na-oorlogse onvrede, de opmars van de Sovjet-Unie en de hoge organisatiegraad van vakbonden en arbeiderspartijen waardoor hervormingen werden gedoogd die het nu – met een veel minder goed georganiseerde klasse – nooit zouden halen. Het document roept socialisten op om klasseanalyses te maken, maar in de maatschappelijk-historische beschouwing van de Nederlandse geschiedenis in hetzelfde document blijft deze analyse geheel uit het zicht.
Ook de genoemde doelstellingen van de partij lijden onder het gebrek aan uitwerking. De democratische omwenteling die de partij wenst wordt slechts in zeer beperkte mate toegelicht. Een van de speerpunten is ‘inspraak in strategische beslissingen en meedelen in winst’, een eis die al realiteit is in landen zoals Duitsland, waarvan geen socialist zal zeggen dat het een radicaal-democratische staat is. De vraag is dan wat er wél nog meer nodig is en hoe dat zich kwalitatief onderscheidt van kapitalistische landen die de concrete voorstellen van de partij al uitvoeren. Maar daarover geen woord. Daarnaast heeft de tekst het in de context van democratisering over het opheffen van de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Ook in dit kader zouden wij heldere en ingrijpende voorstellen verwachten, maar in het document vinden we alleen voorstellen die de tegenstelling verzachten, in plaats van dat ze die in de kern aanpakken.
Een dergelijk gebrek aan heldere, concrete eisen bezwaart ook de aangedragen waarden van de partij, die meegekomen zijn uit de oorspronkelijke versie; “menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit vormen – samen met onze maatschappijanalyse – ons socialisme. Ze zijn de meetlat waarmee wij ontwikkelingen beoordelen en alternatieven maken. […] Wat negatief uitvalt langs deze meetlat bestrijden we en wat positief is bevorderen we.” Wanneer is hieraan voldaan? De waarden zijn erg gevoelig voor interpretatie. De genoemde meetlat wordt daarbij eerder een wichelroede. Die gevoeligheid voor interpretatie wordt versterkt door een gebrek aan concrete kaders voor het bewerkstelligen van de aangedragen waarden. Het programma noemt zekerheid van zorg en onderwijs, maar dat is een streven dat breder leeft. Vrijwel elke centrum(linkse) partij onderschrijft dat, de vraag is dus hoe je er invulling aan geeft.
De eerste versie van Heel de Mens blonk ook niet uit in haar concretisering, maar schetste nog wel een duidelijke breuk met de bestaande politieke orde, bijvoorbeeld via de eis voor uittreding uit de NAVO. Die duidelijke eis is nu vervangen door de volgende uiterst vage formulering: ‘In plaats van de strijd tussen machtsblokken willen we een internationale rechtsorde, waarin conflicten tussen landen worden besproken en opgelost.’ Het vaak herhaalde argument van de partijleiding om het NAVO-standpunt te schrappen is dat uittreding of opheffing onhaalbaar is. Maar deze wens is nog ambitieuzer zonder er enige concrete voorwaarden aan te stellen. In de introductie spreekt het programma zich nog uit tegen stippen op de horizon, maar dit is er toch zeker wel een.
Wat is het doel van een (beginsel)programma? Het zou richting moeten geven aan de organisatie, zodat afdelingen en de landelijke partij hun handelen hieraan kunnen toetsen en hiermee kunnen afstemmen. Ook moet het een basis vormen voor gemeenschappelijke discussie. Dat betekent dus dat er helderheid moet zijn over de gebruikte analytische principes, de plek van de SP in de wereld en welke concrete conclusies, en dus eisen, de SP-leden daar aan verbinden. Alleen dan kunnen zinnige discussies worden gevoerd, want dan zit er een duidelijk gevolg aan. Het valt te betwijfelen of SP-leden dit document, zoals het er nu ligt, er ooit bij zullen pakken als er een discussie wordt gevoerd, omdat alle eisen boterzacht zijn.
Bij gebrek aan concrete eisen in het beginselprogramma moeten we ervan uitgaan dat de verkiezingsprogramma’s die concrete uitwerking zijn van het ideologische programma. Deze programma’s worden echter altijd verdedigd met het argument dat ze niet voor de volledige doelstellingen van de SP staan, maar slechts realiseerbare doelen voor een periode van vier jaar betreffen. Wat rest is dus een programmatisch gat tussen de ‘kernwaarden’ en verkiezingsprogramma’s, dat alleen invulling kent in het collectieve voorstellingsvermogen van de partijleden en dus vrij is in te vullen door de partijleiding. Zo kan elke kritiek links van de leiding worden ondervangen door deze af te doen als de onbeschreven langetermijndoelen van de partij.
De splitsing tussen beginsel- en verkiezingsprogramma’s heeft altijd al een opportunistisch doel gehad (zie eerdere artikelen op deze website4), maar de tegenstelling van beide soorten programma wordt in deze nieuwe versie van Heel de Mens alleen maar bestendigd.
Vergelijkend
De teksten laten beide zien dat de SP zich in een spagaat bevindt. Aan de ene kant probeert de partij zich op te stellen als een radicaal alternatief op de huidige politiek door te spreken over kapitalismekritiek en radicale democratisering. Aan de andere kant lijken ze daar niet al te concrete of vergaande eisen aan te durven verbinden. De teksten staan vol van voorstellen die je bij elke sociaaldemocratische partij terugvindt, en weinig die daar duidelijk en consequent mee breken.
Veelzeggend is dat er tussen de twee teksten ook geen consistent narratief wordt geleverd. Terwijl in de nieuwe versie van Heel de Mens de prominente rol van kritiek op het neoliberalisme wordt vervangen door kapitalismekritiek, presenteert De winst van eerlijk delen nog altijd het neoliberalisme als grote boosdoener. Dit verschil reflecteert vermoedelijk de hoop van de fractie en partijtop om serieus te worden genomen als potentiële coalitiepartner, waarvoor een te stellig politiek programma al gauw in de weg zit.
Die tegenstelling tussen radicalisme en salonfähigkeit leidt ertoe dat de doelstelling van de documenten niet overeenkomt met de inhoud. Het boek van Marijnissen werd aangekondigd als een interventie in het ideologische debat. Aan partijleden werd geschreven dat het boek samen met het beginselprogramma de basis zou vormen van ideologische scholing. Maar de werkelijkheid is dat De winst van eerlijk delen leest als een incoherente verzameling beleidsvoornemens en anekdotes, die voor het gemak onder de gezamenlijke noemer ‘radicale democratisering’ zijn geschoven. Dat levert helaas geen logische opbouw of samenhangende politieke visie op en dus kan het boek lastig worden beschouwd als de gewenste bijdrage aan een ideeënstrijd.
Heel de Mens heeft een gelijksoortig probleem: door een gebrek aan concrete eisen en heldere definities heeft het document weinig praktische waarde. De partijleiding kan er alle kanten mee op. De geschiedenis van de partij leert ons dat dat waarschijnlijk geen verlinksing van de partijkoers gaat opleveren. Bovendien is het vreemd dat de ideologische basis van de partij in het boek al lijkt vast te staan voordat leden zich over het beginselprogramma hebben kunnen uitspreken: het boek is immers al gepubliceerd. Dat is in het beste geval onhandig, als het programma door amendementen van leden een andere koers op zou gaan. In het slechtste geval is het ronduit ondemocratisch, als de nieuwe versie van Heel de Mens voor de SP-partijtop eigenlijk al vaststaat voordat de leden zich erover hebben kunnen uitspreken.
De publicatie van de twee teksten had een uitgelezen kans kunnen zijn voor de partij om te herbronnen. De langslepende interne partijstrijd (waarvan uitgebreid verslag is gedaan op deze website) en het uitblijven van organisatorische en electorale successen scheppen ruimte voor het stellen van noodzakelijke vragen over de identiteit en strategie van de partij. Blijkbaar is de partijleiding niet in staat of niet bereid om knopen door te hakken en blijft daarom op twee of meer benen hinken.
Als leden van het Communistisch Platform (CP) zijn we jaren actief geweest in de SP. Het mag duidelijk zijn dat wij een andere koers voor de partij voor ogen hebben dan de huidige. Zo formuleerden we in 2017 als Platform een aantal stellingen over de SP, als ‘poging tot het geven van een startschot voor de opening van een debat onder kaderleden die zich links plaatsen van de huidige koers.’5 Daarin pleiten we al voor een sterker beginselprogramma, voorbij de inzet op coalitiedeelname en voorbij de mogelijkheden van een regeringsperiode van vier jaar.
Het regeringsprogramma van de SP is gericht op wat mogelijk is binnen een regeringsperiode van vier jaar, met het oog op coalitiedeelname. Daarnaast bestaat er een zwak beginselprogramma dat fungeert als richtsnoer bij het opstellen van de vier jaarlijks wisselende verkiezingsprogramma’s. Er moet een daadwerkelijk socialistisch beginselprogramma worden opgesteld, dat ondubbelzinnig breekt met het kapitalisme en streeft naar de overname van de politieke macht door de arbeidersklasse. Dat begint bij een duidelijk analytisch kader: wat is kapitalisme, wat is de arbeidersklasse, wat is socialisme, wat is onze weg daar naar toe? In 2020 hebben we een poging gedaan om vanuit de linkervleugel van de partij dit soort voorstellen aan te kaarten onder de vlag van Marxistisch Forum. Dit mondde uit in het royement van bestuurskandidaten en andere kritische leden, maar de voorstellen voor de partij opgenomen in het document Eenheid in Verscheidenheid blijven relevant.6
Als CP zijn we niet meer georganiseerd actief in de SP: de royementen van een aantal jaar geleden hebben dat praktisch onmogelijk gemaakt. Het aandragen van ‘linksere’ standpunten is op dit moment al voldoende om je verdacht te maken bij de partijleiding, laat staan dat het mogelijk is om je op die basis te organiseren in de SP. Toch begrijpen we dat sommige kameraden nog (uit noodzaak) actief zijn in de SP. Restanten van de linkervleugel van de partij zouden er goed aan doen om een poging te wagen om de ergste vaagheden uit het programma te schrappen. Zo zou kunnen worden voorgesteld om een scherpere definitie van socialisme aan te dragen en concrete eisen als randvoorwaarden voor socialistische verandering te stellen, zoals het uitvaardigen van een nieuwe grondwet, uittreding uit de NAVO en afschaffing van de Eerste Kamer. Essentieel is dat de toetsbaarheid van het programma wordt verbeterd, zodat de leiding daar ook op gecontroleerd kan worden.
Het Communistisch Platform verschaft kameraden uit alle hoeken van de socialistische beweging de mogelijkheid van communisme.nu gebruik te maken om discussie te voeren. Tenzij anders vermeld zijn gepubliceerde artikelen en brieven daarom niet per se representatief voor de opvattingen van het Communistisch Platform.
- Het boek verscheen in december 2022 bij uitgeverij Prometheus. ↩
- De definitie die Marijnissen hanteert is onvolledig. Neoliberalisme vereist juist een overheid die actief ingrijpt in de economie: de werking van de markt moet immers worden ondersteund.. Zie voor een bespreking van het begrip ‘neoliberalisme’ in de Nederlandse politieke context: https://communisme.nu/artikelen/2022/08/14/een-holle-staat-een-boekbespreking-van-neoliberalisme-een-nederlandse-geschiedenis/ ↩
- Zie bijvoorbeeld dit radiointerview met Marijnissen uit 2021: https://www.nporadio1.nl/nieuws/politiek/72dd9928-f431-4ba7-9b87-f8af6c6a4b03/lilian-marijnissen-sp-ziet-rol-weggelegd-in-coalitie-met-ons-erbij-was-toeslagenaffaire-niet-gebeurd. ↩
- Zie bijvoorbeeld https://communisme.nu/artikelen/partij-en-programma/2019/05/06/ideologische-twisten/ en https://communisme.nu/artikelen/2021/09/26/sp-ledenenquete-geen-onderzoek-geen-recht-van-spreken/ ↩
- Zie https://communisme.nu/artikelen/partij-en-programma/2017/10/03/stellingen-over-de-sp/. ↩
- Gratis te verkrijgen bij de Rode Lap zolang de voorraad strekt: https://derodelap.nl/product/eenheid-in-verscheidenheid/ . ↩