In onderstaand artikel schrijft Gus Ootjers over de SP-ledenenquête waarin onderzoek werd gedaan naar het beginselprogramma van de SP: Heel de mens.
In de SP is een herziening bezig van het beginselprogramma van de partij, Heel de Mens. De komende weken vinden hierover de eerste discussies op de ledenvergaderingen van de afdelingen plaats. Deze discussie moet uiteindelijk tijdens het landelijke congres op 22 oktober 2022, bij het vijftigjarig bestaan van de partij, beklonken worden in een herziening van het beginselprogramma.
Voor deze herziening is een programmacommissie aangesteld door de SP. Deze bestaat voornamelijk uit de gebruikelijke partijbonzen, zoals (onder andere) Ronald van Raak, Lilian Marijnissen, Anne-Marie Mineur, Nils Muller en Jannie Visscher. Een eerste stap van de programmacommissie was het voeren van een onderzoek (middels een enquête) onder de leden van de SP over hun kijk op het beginselprogramma.
Van 1 juni tot 15 juli hadden partijleden de kans om aan de hand van open vragen in de enquête hun commentaar over Heel de Mens kenbaar te maken. Het verslag van de programmacommissie over de opbrengst van de ledenenquête is op 3 september gepubliceerd op SPnet, en zal de basis zijn voor de discussie op de eerste algemene ledenvergaderingen in de afdelingen.
De afgelopen jaren heeft de partijleiding regelmatig het oude citaat van Mao – ‘geen onderzoek, geen recht van spreken’ – opgeworpen tegen communisten die kritiek hadden op de partijlijn of een standpuntwijziging voorstonden. Aangezien dit ledenonderzoek wordt beschouwd als uitgangspunt voor de discussie in de afdelingen is het dus belangrijk om te kijken hoe serieus de programmacommissie zelf onderzoek doet en welke richting de programmacommissie uit wil in de herziening van het beginselprogramma.
Onderzoeksresultaten
Aan het onderzoek hebben 2.789 leden een bijdrage geleverd. De programmacommissie geeft aan dat deze leden redelijk over het land verdeeld zijn , maar dat afdelingen met veel leden meer respondenten bevatten. De programmacommissie geeft niet aan in hoeverre deze spreiding proportioneel is aan het volledige ledenbestand en in welke mate er is gecorrigeerd voor eventuele oververtegenwoordiging van leden uit specifieke afdelingen, om het onderzoek representatief te maken. Daarnaast is de manier van uitnodiging voor deze enquête ook belangrijk om de representativiteit van het onderzoek te kunnen beoordelen. Leden kregen een uitnodiging per mail om deel te nemen. Hier hangt het probleem aan vast dat bepaalde groepen leden mogelijk meer gemotiveerd zijn dan anderen om de vragen te beantwoorden. In dat geval kan er dus niet worden uitgegaan van een willekeurig gekozen steekproef van leden.
De programmacommissie trekt met betrekking op het aantal leden dat de vragenlijst niet heeft ingevuld ook een wat wonderlijke conclusie. Zo stelt zij:
‘Het feit dat mensen het niet nodig vonden om de enquête in te vullen kan erop duiden dat ze maar weinig kritiek hebben op Heel de mens en met deze beginselen prima uit de weg kunnen. Dit kan er echter ook op wijzen dat de beginselen voor leden niet zo’n grote rol meer spelen in hun dagelijkse politieke werk.’
Dat een groot aantal mensen het niet heeft ingevuld kan er ook op wijzen dat we in de partij een hoop inactieve leden hebben, dat men dit onderzoek niet nuttig vond of dat een hoop leden hun mails niet opent. Dat mensen het niet invullen omdat ze weinig kritiek hebben of het programma weinig gebruiken in hun politieke werk is niet direct de meest voor de hand liggende conclusie.
Het ledenonderzoek bestond uit vier open vragen:
I Wat is uw algemene indruk van Heel de mens? Is ons beginselprogramma achterhaald, of nog altijd actueel? Wat vindt u van de taal en toon?
II Welke ontwikkelingen in de afgelopen twintig jaar verdienen een plek in Heel de mens? Welke ideeën hebt u om bepaalde onderwerpen te actualiseren?
III Waarom bent u lid van de SP? Wat maakt de partij voor u bijzonder? Hoe ziet u de toekomst van de SP?
IV Wat zou u de commissie verder willen meegeven?
De keuze voor volledig open vragen is enigszins opmerkelijk, omdat hierdoor de resultaten moeilijker in cijfers te vatten zijn. Het gebrek aan cijfermatige onderbouwing is dan, zoals we zullen merken, ook een terugkerend probleem in het onderzoeksverslag van de programmacommissie.
De antwoorden op de ledenenquête worden gepresenteerd door middel van
woordwolken waar de meest voorkomende woorden uit de beantwoording zijn afgebeeld, een sentimentanalyse waar de teneur in wordt samengevat van de antwoorden, citaten uit de beantwoording en daartussendoor conclusies van de programmacommissie zelf.

De woordwolken zijn op zichzelf weinig informatief. Zo staat er in de eerste woordwolk heel groot de woorden ‘actueel’ en ‘duidelijk’. Maar op het moment dat respondenten verschillende bijvoeglijk naamwoorden gebruiken bij die woorden (bijvoorbeeld ‘niet’, ‘moet meer’, ‘onvoldoende’) dan zullen die woorden heel klein in de woordenwolk komen te staan. De woorden ‘actueel’ en ‘duidelijk’ blijven dan nog steeds heel groot, want die zijn immers vaker genoemd. Daarom was een meerkeuze-optie waar men een cijfer kon geven duidelijker geweest in het scheppen van een beeld. Nog ridiculer is de woordwolk van vraag drie waar voornamelijk de woorden staan uit de vraagstelling. Dat deze woorden terugkomen in de woordwolk zegt dus bijzonder weinig.
Het gebruik van citaten en sentimenten is ook weinig verhelderend, omdat het in de hele tekst geen enkele keer onderbouwd wordt met cijfers uit het onderzoek. Zo wordt er bij vraag twee geconcludeerd dat Heel de Mens geactualiseerd moet worden met onderwerpen als digitale samenleving, big tech, surveillancesamenleving, discriminatie, racisme en uitsluiting. Dit zijn prima punten, maar deze termen komen in de woordwolk helemaal niet duidelijk naar voren en er wordt ook niet aangegeven hoe vaak deze zaken zijn genoemd.
Ik zal niet elk voorbeeld behandelen waar sentimentanalyses of citaten worden gebruikt zonder verdere onderbouwing. Wat voornamelijk opvalt is dat er regelmatig wordt gezegd dat ‘veel leden’ of ‘een aantal leden’ iets zeggen, maar dat de exacte hoeveelheid of het percentage van respondenten waar het om gaat niet worden genoemd. Een voorbeeld hiervan is rond het vluchtelingenstandpunt. Hier merkt de programmacommissie op dat ‘een aantal leden lijkt meer ruimte te willen geven aan vluchtelingen en tegelijk vragen zeker zoveel andere leden aandacht voor de problemen met arbeidsmigratie en de verschillen tussen het reguleren van de arbeidsmarkt en opvang van vluchtelingen’. Hier wordt bij beide gevallen niet aangegeven hoeveel per categorie dit hebben aangegeven, waardoor er niet kan worden opgemaakt in welke mate dit leeft onder de leden, laat staan wat de verhoudingen zijn. Daarnaast wordt er een valse tegenstelling gecreëerd tussen het reguleren van de arbeidsmarkt en het opvangen van vluchtelingen, alsof beide niet gelijktijdig mogelijk zijn.

Het meest schokkende voorbeeld van hoe tendentieus deze sentimentanalyses zijn is de behandeling van het NAVO-standpunt. Dit is al jaren een discussiepunt in de partij. In de huidige versie van Heel de Mens staat dat Nederland het voortouw moet nemen in het ontmantelen van de NAVO door uit de NAVO moet stappen. Dit is nogmaals bevestigd in de toevoeging op het beginselprogramma genaamd Heel de Wereld. Sindsdien wordt dit standpunt al jaren uit de verkiezingsprogramma’s weggelaten, tot grote onvrede van veel leden.
In dit onderzoeksverslag wordt ook gekeken naar dit standpunt in een staafgrafiek. Daarbij is het onduidelijk of de cijfers op de verticale as gaan om het aantal respondenten of percentages. Boven de twee staven wordt een percentage neergezet, 85% voor het herzien van het NAVO-standpunt en 15% tegen het herzien. De conclusie van de programmacommissie is dat ‘een meerderheid van onze leden vraagt om herziening van het standpunt om uit de NAVO te treden’. Dit is een opmerkelijke conclusie. Er is geen vraag gesteld over het NAVO-standpunt, dus dit gaat alleen om de mensen die uit zichzelf over de NAVO zijn begonnen. Daarnaast is er, indien de verticale as het aantal respondenten aangeeft, dus een kleine groep (ongeveer 100 leden) die hierover zijn begonnen. Als de verticale as niet het aantal respondenten aangeeft, dan is het onduidelijk om hoeveel leden het hier gaat. Dan gaat het immers om een percentage, maar een percentage waarvan? Om hieruit te concluderen dat een meerderheid van de leden (niet eens een meerderheid van het aantal respondenten!) deze mening heeft is dus totaal misplaatst. Het is een schrijnende logische fout. Mensen die het standpunt willen herzien zijn veel eerder geneigd om het te noemen. Daarnaast wordt er ook niet op ingegaan op welke manier men het standpunt wilt herzien, maar er wordt voor het gemak van uitgegaan dat herzien ‘blijven in de NAVO’ betekent. Door op deze manier conclusies te trekken uit onduidelijke cijfers krijg je sterk de indruk dat hier helemaal niet serieus onderzocht is wat leden vinden, maar het onderzoek er vooral op is gericht om de politieke keuzes die de programmacommissie gaat maken in de eerste conceptversie van het nieuwe programma te vergoelijken .
Als laatste wil ik nog ingaan op de vraag hoe de leden van de SP überhaupt tegen Heel de Mens aankijken. Er wordt heel triomfantelijk geconcludeerd dat een meerderheid van de partijleden het beginselprogramma als positief ervaart.

Hierbij is het belangrijk om te weten dat het hier gaat om 61% van de leden die het programma als positief ziet, en 39% van de leden die het programma als negatief ervaart. In een politieke partij, een organisatie waar mensen over het algemeen lid van worden vanwege de standpunten van de partij, zou het zorgwekkend moeten heten dat een dergelijk groot blok van de partij de beginselen van de partij als negatief beoordeeld.
Partijdiscussie
Het doel van dit onderzoeksverslag is om een eerste aanzet te geven voor de discussies op de ledenvergaderingen in de afdelingen over de herziening van Heel de Mens. Daarom heeft de programmacommissie een lijst met vragen opgesteld aan de hand waarvan die discussie moet plaatsvinden.
Je kunt je afvragen of de gestelde vragen op welke manier dan ook het beoogde effect gaan hebben, aangezien de vragen aan de afdeling sturend zijn en vol met platitudes zitten. Zo luidt de eerste vraag: ‘herkennen leden zich in de opbrengst van de enquête dat we een positief socialisme willen als antwoord op problemen van de toekomst en in een taal die de mensen aanspreekt?’Wat een nutteloze vraag! Dit kan alleen maar als een retorische vraag worden beschouwd aangezien er niemand nee op zou antwoorden. Zijn er mensen die een negatief socialisme willen als antwoord op de problemen van gisteren in een taal die niemand aanspreekt? De vraag stellen is hem beantwoorden.
Bij de tweede vraag wordt een lijstje aan onderwerpen genoemd die uit de enquête komen, waarvan respondenten zouden zeggen dat het geactualiseerd moet worden door deze in het programma aan bod te laten komen. De onderwerpen die verkozen zijn voor het lijstje worden niet onderbouwd met cijfers van het ledenonderzoek. Er wordt ook niet uitgewijd over de basis van de commissie om tot het lijstje te komen, of er ook thema’s zijn die wel zijn genoemd, maar dit lijstje niet hebben gehaald, en op welke basis die schifting in de onderwerpen is gemaakt. De derde vraag gaat over het verwerken van de werkwijze van de partij in het beginselprogramma, opnieuw een stelling waar weinig mensen tegen zullen zijn.
De koers van de programmacommissie
Concluderend kunnen we stellen dat deze ledenenquête niet als een serieus onderzoek kan worden beschouwd. De analyse wordt nergens statistisch onderbouwd, maar is vooral een tekstanalyse waarbij dubieuze conclusies worden getrokken uit de resultaten en er tendentieus bepaalde citaten van leden worden uitgelicht, die opvallend genoeg steeds weer in lijn zijn met de richting die de partijtop de laatste jaren is ingeslagen.
Uit het onderzoek zelf kunnen we dus vooral destilleren welke onderwerpen de programmacommissie zelf belangrijk vindt of wilt aanpassen. Het kan zijn dat dit wel degelijk in lijn is met de resultaten van het onderzoek, maar aangezien er geen enkele cijfermatige onderbouwing is waarom bepaalde onderwerpen en standpunten worden uitgelicht in het verslag, lijkt het vooral een onderzoek te zijn voor de bühne. Het is een middel om naar te wijzen als verantwoording voor de politieke keuzes die de programmacommissies zelf maakt. De richting die de programmacommissie op wil is helder: een verschuiving naar rechts, het aansnijden van enkele moderne onderwerpen zoals de digitale samenleving, en het schrappen van scherpe randjes en klassieke socialistische standpunten zoals Nederland uit de NAVO. De oorverdovende stilte over onderwerpen als klasse, het karakter van de staat en hoe we tot een socialistische maatschappij moeten komen, is dan ook veelzeggend. Marxisten die deze richting niet zien zitten zullen zich moeten voorbereiden op scherpe confrontaties rond de politieke kern van het programma, en het verdedigen van zaken als het NAVO-standpunt.
Een serieuze programmaherziening zou in eerste plaats moeten beginnen met het evalueren van het nut en de functie van een beginselprogramma, de achterliggende ideeën in het bestaande programma en een analyse van de huidige maatschappij. Van een programmacommissie die geen enkel aanstalten maakt tot het organiseren van die discussies, maar die zich vooral verbergt achter een kwalitatief slecht onderzoek, hebben we de komende tijd in ieder geval weinig te verwachten.
Het Communistisch Platform verschaft kameraden uit alle hoeken van de socialistische beweging de mogelijkheid van communisme.nu gebruik te maken om discussie te voeren. Tenzij anders vermeld zijn gepubliceerde artikelen en brieven daarom niet per se representatief voor de opvattingen van het Communistisch Platform.