In dit artikel leidt Andries Stroper een vertaalde passage in van de Amerikaanse kameraad Donald Parkinson. Het betreft een discussie over het democratisch centralisme waarbij kritisch wordt gekeken naar de bureaucratische interpretatie van het democratisch centralisme en het vermeende leed dat hieruit voortkomt.
Het onderstaande stuk verscheen voor het eerst in oktober 2018, in een artikel genaamd Van arbeiderspartij naar arbeidersrepubliek van onze Amerikaanse kameraden van Cosmonaut Magazine.1 In dit artikel gaat de auteur, Donald Parkinson, in op de geschiedenis van de Eerste, de Tweede en de Derde Internationale. Aan de hand van de positieve en negatieve ervaringen van deze historische projecten stelt Parkinson enkele lessen op met betrekking tot partijstructuren en revolutionaire strategie.
Hoewel het hele artikel interessant is, heb ik ervoor gekozen slechts een korte passage getiteld Voorbij het “leninisme” te vertalen naar het Nederlands. Dit vanwege de treffende kritiek op het organisatiemodel dat veel communistische groepen (ook in Nederland) aanhangen – het Kominternmodel, of de partij van een nieuw type. Dit model, dat zich nominaal beroept op het leninisme, heeft sinds haar uitvinding in de jaren 20 consistent tot politieke sektes geleid die stuk voor stuk falen massale, revolutionaire en democratische arbeiderspartijen te bouwen die een vehikel kunnen vormen in de strijd voor het socialisme.
Het voortbestaan van het Kominternmodel is het resultaat van een bureaucratische interpretatie van het democratisch centralisme zoals dat gecodificeerd is door Lenin. Het democratisch centralisme stelt dat een communistische organisatie vrijheid van discussie moet kennen, maar eenheid van actie. Anders gezegd, alle leden krijgen de ruimte en middelen om bij te dragen aan het opstellen van de partijkoers en het kiezen en terugroepen van hun leiders, maar als er democratisch een besluit is genomen dan dient iedereen dat besluit op te volgen. Echter, in de bureaucratisch interpretatie wordt het democratische aspect van het democratisch centralisme onder het tapijt gemoffeld en ligt er een grote nadruk op het centralistische aspect. We noemen dit bureaucratisch centralisme omdat het de zittende kliek die leiding geeft aan een organisatie – de bureaucraten – in het voordeel stelt. Door de nadruk te leggen op het centralisme en de democratische aspecten af te zwakken is het makkelijk voor de leiding om zelf de koers uit te zetten en dissidenten uit de organisatie te werken.
Deze bureaucratische interpretatie raakte wijdverspreid binnen de internationale communistische beweging. De reden is duidelijk – met het uitbreken van de Russische Revolutie in 1917 ontstonden er door heel Europa communistische partijen in de bolsjewistische traditie. Deze partijen sloten zich vanaf 1919 overwegend aan bij de Komintern, ofwel de Derde Internationale, de door de Russische bolsjewieken geleide internationale organisatie van communisten. Het gemilitariseerde organisatiemodel dat de bolsjewieken na de revolutie hadden ontwikkeld onder invloed van een bloederige burgeroorlog en imperialistische invasies, en dat in de nasleep van de Opstand van Kronstadt veel macht toekende aan de leiding terwijl de middelen voor interne discussie werden afgezwakt, werd veralgemeniseerd tot hét voorbeeld voor communistische organisaties wereldwijd.
Tot op de dag van vandaag zijn er organisaties te vinden die zich op dit Kominternmodel baseren. Deze organisaties worden vaak gekenmerkt door een verbod op facties en openbare discussie en een gebrek aan gestructureerde discussie tussen congressen in. Ook geloven ze dat een kleine voorhoedepartij op een dag, zonder noodzakelijkerwijs de steun van de meerderheid van de werkende klasse te vergaren, een opstand zal leiden. Dit zou dan de dictatuur van het proletariaat in de vorm van een monolithische eenpartijstaat vestigen. Tot slot is er vaak sprake van ideologische eenheid, in plaats van programmatische eenheid. Het is niet het belangrijkste dat je het eens bent met het democratisch opgestelde programma van een organisatie met behoud van de vrijheid om een andere koers te bepleiten, maar er wordt van leden verwacht dat ze een bepaalde set ideeën aanhangen. Dit is vaak een abstracte set die officieus bepaald is door de oude garde of de zittende leiding, in plaats van het product van een democratische discussie binnen de organisatie. In Nederland zijn de Internationale Socialisten en de Communistische Jongerenbeweging voorbeelden van organisaties die dit Kominternmodel aanhangen en een bureaucratische interpretatie van het democratisch centralisme hanteren.
De beruchte gewoonte van kleinlinks om te scheuren over vaak ogenschijnlijke kleinigheden komt ook deels vanuit dit bureaucratisch centralisme. Zoals gezegd ligt er door de nadruk op het centralisme veel macht bij de politieke leiding van een organisatie en zijn er betrekkelijk weinig mogelijkheden voor leden om georganiseerd een discussie te voeren voor een alternatieve partijkoers. Wanneer leden een minderheidsopvatting aanhangen binnen de organisatie maar niet de middelen hebben om gestructureerd het gesprek aan te gaan met hun partijgenoten om ze te overtuigen van een andere koers dan voelen ze zich vanzelfsprekend niet gehoord. Wanneer daarnaast ook nog eens sabotage komt kijken vanuit de politieke leiding (en dit is veelvoorkomender dan je zou denken, van intimidatie van dissidenten op ALV’s tot het weigeren van discussiestukken in interne organen), dan wordt het voor de politieke minderheid binnen een organisatie al snel duidelijk dat ze daar nog weinig te winnen hebben. Op dat moment resteert er niets anders dan scheuren of als (al dan niet als officieuze) factie op te komen voor je rechten als lid. Wanneer deze scheuring niet vrijwillig wordt ingezet door de politieke minderheid dan kan zelfs onder het mum van een verbod op factievorming worden overgegaan tot het royeren van dissidente groepen binnen de organisatie. Een overwinning voor de bureaucratie, maar dikwijls een klap voor de organisatie
Deze organisatievorm heeft weinig te maken met de partij van de bolsjewieken die de Russische Revolutie won. Deze partij werd gekenmerkt door een rijke dynamiek tussen verschillende marxistische facties en publieke discussies – uiteraard met uitzondering van de periodes waarin de bolsjewieken gedwongen werden ondergronds te gaan door de tsaristische geheime politie. Zo benadrukt Lenin het belang van transparante discussies in zijn artikel ‘De eerste stappen van burgerlijk verraad’ uit 1905: “Wij sociaaldemocraten beroepen ons op geheimzinnigheid richting de tsaar en zijn bloedhonden, terwijl we er alles aan doen om te zorgen dat het volk alles weet over onze partij, over de stromingen daarbinnen… dat het zelfs weet wat deze of gene afgevaardigde op een partijcongres te melden had.” Het verbod op facties, dat organisaties van het Kominternmodel bepleiten, werd niet eerder ingevoerd dan de lente van 1921 – vier jaar nadat de inspanningen van de Russische revolutionaire beweging verzilverd werden met de Oktoberrevolutie. Deze beleidswijziging zou de weg vrijmaken voor de opkomst van stalinistische repressie later in de jaren 20.
De kwestie van het democratisch centralisme is interessant omdat het aan belangrijke vraagstukken binnen onze beweging raakt. De Nederlandse socialistische beweging is recentelijk flink door elkaar geschud door de scheuring binnen de Socialistische Partij (een partij uit de bureaucratisch-centralistische traditie). Wanneer je de geschiedenis van scheuringen binnen de Nederlandse arbeidersbeweging onderzoekt dan zul je keer op keer deze bureaucratische interpretatie van het democratisch centralisme aantreffen, zoals ik eerder betuigde in mijn artikelen Terug, in de zin van vooruit! en Tegen de stroom, maar waarheen?.2, 3 Het is belangrijk om te begrijpen hoe en waardoor deze scheuringen ontstaan en hoe socialisten zich het beste kunnen wapenen tegen deze bedreiging van onze eenheid.
Daarnaast moeten het onafhankelijke ROOD en het nieuwe De Socialisten hun nieuwe identiteit bepalen, en daarmee het juiste organisatiemodel vinden. Ook hierbij is het van belang op de hoogte te zijn van het democratisch centralisme en het gevaar van een bureaucratische interpretatie daarvan. Het onderstaande artikel van Donald Parkinson draagt mijns inzien bij aan dit diepere begrip van de valkuilen die op onze weg liggen. Het is in mijn ogen een waardevol pleidooi voor factierecht en publieke discussie en een authentieke interpretatie van het democratisch centralisme. En dan nu het woord aan kameraad Parkinson!
Voorbij het ‘leninisme’
Donald Parkinson
Wat zou het voor een partij inhouden om de positieve en negatieve lessen van zowel de Tweede als de Derde Internationale te leren? Om te beginnen zou het betekenen dat we geen van beide zien als modellen die we één-op-één moeten kopiëren, dat we erkennen dat ze geen onveranderlijke ‘rode draad’ vormden. Beiden faalden; de Tweede Internationale werd een bondgenoot van de kapitalistische orde en de Derde Internationale stortte zich in de ultralinkse waanzin van de Derde Periode, het opportunistische Volksfront en uiteindelijk de volledige ontbinding door Stalin.
Vandaag de dag wil een groot deel van wat zichzelf “revolutionair links” noemt in wezen de Kominternachtige partijen doen herleven, zij het misschien alleen op nationale schaal. Deze poging tot herleving, meestal aangeduid als leninisme of bolsjewisme, werd het laatst ondernomen in de Verenigde Staten met de New Communist Movement, die weinig te maken heeft met de werkelijke geschiedenis van het bolsjewisme vóór de Komintern. De opvattingen en de overblijfselen van deze golf van leninistische partijvorming vertegenwoordigen wat men in de Verenigde Staten als de heersende stroming in het leninisme beschouwt. Hun resultaten geven ons de microsektes die we vandaag de dag hebben; World Workers Party, Party for Socialism and Liberation, Freedom Road Socialist Organisation-Fight Back, alsmede talloze Trotskistische groepen die qua politiek allemaal van wisselende kwaliteit zijn.
Wanneer ik het in dit hoofdstuk over leninisten heb, bedoel ik niet het “leninisme van Lenin”, dat ik zeer bewonder, maar eerder de “leninistische beweging” van pogingen om voorhoedepartijen te vormen naar voorbeeld van de Komintern. Wat dit leninisme onderscheidt van het orthodox marxisme is de omarming van de monolithische eenpartijstaat als model voor de dictatuur van het proletariaat, het geloof in een “partij van een nieuw type” die de massapartij overstijgt door middel van selectief elitisme, centralisatie rond een specifieke theoretische lijn en een militaristische bevelstructuur die in feite niet “democratisch” of “centralistisch” is maar eerder bureaucratisch en autocratisch.
Leninisten beweren dat de belangrijkste vernieuwing van hun “partij van een nieuw type” het democratisch centralisme was. Democratisch centralisme, simpel gezegd, is de krachtige formule van democratische besluitvorming gecombineerd met eenheid in actie. Volgens deze definitie werd democratisch centralisme ook door de Tweede Internationale gepraktiseerd. Elke democratische besluitvorming vereist centralisme omdat de wil van de meerderheid moet worden afgedwongen tegenover de minderheid. De Sozialistische Partei Deutschland (SPD), bijvoorbeeld, stemde als één blok in het parlement en dwong centralisme in de partij af. Het was intern geen federale organisatie (zoals andere partijen in de Tweede Internationale) ondanks dat de rechterzijde van de partij dit wel wenste.
Wat de “leninistische partij van een nieuw type” anders maakte was niet het democratisch centralisme. In plaats van eenvoudig centralisme hadden de Kominternpartijen een vorm van “monolithisme”, om de uitdrukking van Fernando Claudin te gebruiken. Met andere woorden, de Kominternpartijen plaatsten centralisme boven democratie of negeerden vaak gewoon de democratische normen volledig. Hoewel dit ook voorkwam in de Tweede Internationale, werd de Derde Internationale geboren als een soort gemilitariseerde burgeroorlogsorganisatie in plaats van een politieke partij in de zin van een massale arbeidersvereniging zoals Marx die voor ogen had. Hoewel dit misschien gerechtvaardigd was in een tijd dat er een werkelijke wereldwijde burgeroorlog tegen het kapitalisme op het punt van uitbreken stond, is dat nu niet het geval – we leven niet in hetzelfde tijdperk van ‘oorlogen en revoluties’ waarin de leiders van de Komintern wel leefden.
Wanneer moderne leninisten beweren dat het geheim van de weg naar succes van hun partijen het ‘democratisch centralisme’ is, dan betekent dat meestal dat er sprake is van een overmatig gebureaucratiseerde groep die de individuele leden zwaar belast om hen ‘gedisciplineerder’ te maken en een gebrek aan werkelijke democratie ten gunste van een meer gemilitariseerde partijstructuur. Facties zijn verboden, ideologisch centralisme (in plaats van programmatisch centralisme) wordt van bovenaf opgelegd en groepen streven naar het opbouwen van een ‘elitekader’ dat de bestaande massastrijd volgt, in de hoop daaruit leden te kunnen halen. Het Kominternmodel is een recept voor mislukking in de huidige omstandigheden. Het vormt simpelweg een gids voor het opbouwen van de zoveelste sekte die zal wedijveren om de nieuwste lichting rekruten. Hoe dit in de praktijk werkt, wordt geïllustreerd door de toestand van het hedendaagse leninisme in de VS.
Neem PSL, FRSO-FB en de ISO als voorbeeld.4 Naast snode plannen om de bureaucratie van de vakbonden over te nemen, bouwen deze organisaties in wezen frontorganisaties die iedere vorm van communistische doelen verbergen en erop gericht zijn studenten te mobiliseren rond de nieuwste liberale onderwerpen op het gebied van sociale rechtvaardigheid en samen te werken met NGO’s om bijeenkomsten te organiseren met voornamelijk symbolische waarde.
Met deze activiteiten hoopt het kader (of ten minste de inner circle) van de leninistische organisatie delen van de liberale activistische gemeenschap te rekruteren om zo hun ledenbasis te vergroten en meer invloed te verwerven in deze sociale bewegingen. De organisaties zelf verkondigen democratisch centralisme, maar in werkelijkheid is er geen openbaar debat over partijstandpunten toegestaan tussen de congressen in. Op de congressen wordt zo min mogelijk gedebatteerd en de debatten die er zijn worden meestal geleid door een ongekozen centraal comité dat bestaat uit full-time carrièristen.5 Door hun “militante minderheid”-tactiek te gebruiken om op te treden als de “vonk die het wildvuur aansteekt” in de sociale strijd, hebben de moderne leninisten (uitzonderingen daargelaten natuurlijk) de neiging om deze strijd te tailen in plaats van te vechten voor een klassenbewuste benadering van kwesties van burger- en democratische rechten.6
Een tactiek die vaak gebruikt wordt is het uitdelen van zoveel mogelijk van hun protestbordjes om groter in aantal te lijken, terwijl dit in werkelijkheid vaak performatief straattheater vormt dat gesteund wordt door NGO’s die verbonden zijn met de Democraten en die eenvoudigweg linkse activisten gebruiken als nuttige idioten voor “directe acties” tegen de Republikeinen. Meestal wordt dit activisme ingegeven door de wens het bewustzijn van de liberalen te vergroten. De theorie erachter is dat de militante voorhoede, door “mee te liften op de golf” van spontaan activisme, genoeg invloed zal opbouwen om een opstand te ontketenen. Dit is een illusie. Het leidt tot chronische betrokkenheid bij activisme wat tijd en energie kost, maar geen instituties voor de arbeidersklasse opbouwt die door middel van collectieve actie daadwerkelijk concrete winst voor de werkende mensen kunnen opleveren. Men zou deze strategie kunnen omschrijven als staartpolitiek.
De kritiek op het bewegingsthema heeft zich ontwikkeld in leninistische kringen, in het bijzonder bij maoïsten rond de theoreticus J. Moufawad-Paul. Hij schreef dat de staartpolitiek de “ideologische articulatie is van de standaardvorm van opportunisme in het kapitalistische centrum” en een product van geïnternaliseerd anticommunisme is. Maar de maoïstische kritiek op de logica van het economisme en de nederlaag die de staartpolitiek voedt, biedt geen realistisch alternatief dat een fantasie van een “langdurige volksoorlog” overstijgt, waarin een massabeweging groeit in het proces van het voeren van een gewelddadige guerrillastrijd tegen de staat. Het bestaande maoïstische alternatief voor de staartpolitiek is in de VS niet beter en bestaat meestal uit politiek inhoudsloze militante kreten en sektarisme. De maoïsten mogen dan wel correct zijn in hun kritiek op andere leninisten, maar hun alternatief lijkt te bestaan uit het optreden als opstandige anarchisten met rode vlaggen. Ook stappen ze niet af van het model van de “militante minderheid” – in plaats daarvan gaan ze nog verder in dit model met oproepen om “bevelpolitiek te voeren” en scheppen ze op over hun veronderstelde “militaire politiek”.
Hoewel moderne leninistische groeperingen duidelijk geen organische of zinvolle band hebben met de Komintern, is de Komintern nog steeds het referentiepunt waarop deze organisaties zich oriënteren. Het idee dat leeft onder leninistische organisaties van de partij als een minderheidsvoorhoede die niet afhankelijk is van de steun van de meerderheid van de bevolking, is gebaseerd op een misverstand over de Russische Revolutie. Net als burgerlijke historici zien ze de Oktoberrevolutie als een staatsgreep. Waar historici dit als een misdaad zien omarmen leninisten deze misinterpretatie in feite, in de overtuiging dat het een bewijs is dat een minderheidspartij aan de macht kan komen door op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. Dit perspectief ontstond binnen de Komintern, ondanks de protesten van Lenin in zijn werk Links communisme. In plaats van zich kritisch bezig te houden met de politiek die in de tekst wordt uitgewerkt, kozen leninisten ervoor om de tekst te gebruiken als een leidraad voor het rechtvaardigen van opportunisme. Het idee van de militante minderheid die de energie van spontane massa-actie kanaliseert is in essentie wat zowel de vroege Komintern als de huidige staartpolitiek en de maoïstische critici van de staartpolitiek verenigt.
Het is noodzakelijk om verder te gaan dan het reëel bestaande leninisme. Dit betekent niet dat we Lenin betwisten of ons distantiëren van zijn nalatenschap; hij was een van de grootste marxisten en revolutionairen aller tijden en zijn werken en leven zijn getekend door politieke genialiteit. Maar vandaag de dag verdraait of veronachtzaamt het “leninisme” bijna volledig de vroege bolsjewistische partij en haar verhouding tot de Tweede Internationale en concentreert het zich eenvoudigweg op het kopiëren van de Komintern. Wat we nodig hebben is dat we verder gaan dan een poging tot systematisering van de Komintern en Lenin in het bijzonder, en dat we doorgaan met de systematisering van het marxisme in zijn geheel, gebaseerd op de hele geschiedenis van de klassenstrijd. Dit is wat Lenin deed. Lenin zag zichzelf niet als een “leninist” die een nieuwe fase van het marxisme schiep, maar als een orthodoxe marxist die het marxistische denksysteem toepaste op zijn eigen omstandigheden. Dit betekent niet dat we de belangrijkste bijdragen van Lenin moeten verwerpen, bijvoorbeeld zijn opvattingen over revolutionair defaitisme en imperialisme. Wat het wel betekent is dat veel van wat Lenin groot maakte al te vinden was in Marx, Engels en zelfs Kautsky. Het betekent dat, net zoals Marx kritisch leerde van de mislukkingen van de Communistische Liga bij het ontwikkelen van zijn theorie over de partij, wij kritisch moeten leren van de mislukkingen van alle vroegere Internationales, vooral de Tweede en Derde (die historisch gezien de meeste invloed hadden op de massapolitiek).
Negatieve lessen, zoals wat we niet moeten doen, zijn het gemakkelijkst uit onze geschiedenis te halen: we kennen het eindresultaat van historische keuzes en kunnen aanwijzen waar de actoren een verkeerde inschatting maakten. Maar positieve lessen, zoals wat we wél moeten doen, zijn moeilijker. De gangbare orthodoxie van het “leninisme” is dat er alleen maar negatieve lessen te leren zijn uit de ervaringen van de Tweede Internationale, en dat hier iets anders van vinden gelijk staat aan reformisme. Toch is een massale arbeiderspartij met klasseonafhankelijkheid, geleid volgens democratische lijnen, nog steeds relevant, ondanks haar fundamentele wortels in de Eerste en Tweede Internationale.
De strategie van dit soort partijen, om geduldig kracht op te bouwen door de vakbonds- en verkiezingsstrijd, het organiseren van proletarische gemeenschappen en het opbouwen van een soort alternatief machtscentrum geleid door de arbeidersklasse – om uiteindelijk de macht te grijpen en de heersende klasse te worden – lijkt zinvoller dan de hoop op een spontane opstand of een algemene staking die links als alternatief te bieden heeft. Wij kunnen deze strategie aanvaarden en tegelijkertijd het sociaal-chauvinisme van de Duitse SPD afwijzen. We kunnen ook de vooruitgang van de Derde Internationale accepteren, vooral in haar streven om een werkelijk internationale partij op te bouwen die resoluut gekant is tegen het imperialisme en de burgerlijke staat, die bereid is om niet-legale middelen te gebruiken als dat nodig is, en die gesloten is voor nationalistische hervormers zoals een Bernstein of Bernie Sanders. We kunnen ook het bureaucratische, semi-gemilitariseerde bevelpolitiekmodel van de moderne, door de Komintern geïnspireerde partijen verwerpen ten gunste van een robuuste democratie binnen de partij, waarbij facties worden getolereerd zonder een rigide ideologisch centralisme op te leggen. Zoals de Eerste Internationale deed moeten we streven naar programmatische, in plaats van ideologische, eenheid. Zoals de ervaring van de Tweede Internationale heeft laten zien, was het noodzakelijk ergens een grens te trekken en niet te tolereren dat reactionaire opvattingen een platform in de partij kregen. De toekomstige Communistische Internationale moet programmatische eenheid ontwikkelen door collectieve activiteit en zal waarschijnlijk nooit volledig ideologische eenheid hebben. Er moeten echter politieke minimumnormen worden gehandhaafd. Idealiter kan men in een sterk, duidelijk programma deze normen van principiële eenheid ontwikkelen. Maar men kan geen formele regel opstellen die zal voorkomen dat men vervalt tot het monolithisme van de Komintern of het opportunisme van de Tweede Internationale – het is ook een kwestie van ideologisch en politiek debat.
De krachten van het proletariaat zijn zwak en verdeeld. Het zal een hoop geduld vergen om een partij te ontwikkelen die een voertuig kan zijn voor klasseonafhankelijke politieke actie. Dit is niet gebaseerd op een of ander ‘get rich quick‘-trucje, waarbij de partij een massalijn of overgangseisen gebruikt om de arbeidersklasse aan te trekken zonder hen werkelijk te overtuigen en te winnen voor revolutionaire politiek. Het betekent dat men daadwerkelijk de organisatorische kracht moet ontwikkelen om de arbeidersklasse de heerschappij over de maatschappij te geven. Men moet in wezen een “staat binnen een staat” opbouwen die tegenover de burgerlijke orde stelling neemt. Men moet de loyaliteit afdwingen van de meerderheid van het proletariaat tegenover de kapitalistische staat. We mogen niet hopen dat de crisis de arbeidersklasse eenvoudigweg in zo’n ellendige situatie brengt dat ze geen andere keus heeft dan massaal te gaan staken om arbeidersraden te vormen en dan te proberen onze militante minderheid in de beweging in te brengen om die op het juiste spoor te zetten. Het opbouwen van een werkelijk alternatief voor de kapitalistische heerschappij vereist, zoals Lenin al aangaf, een principiële kern die in staat is politiek consistent te blijven en tegelijkertijd elke mogelijke tactiek toe te passen. Geen mogelijkheid in de burgermaatschappij moet onbenut worden gelaten om te ageren en arbeiders te onderwijzen. We hebben een klasseonafhankelijke arbeiderspartij nodig die deze strijd niet verwaarloost.
Het Communistisch Platform verschaft kameraden uit alle hoeken van de socialistische beweging de mogelijkheid van communisme.nu gebruik te maken om discussie te voeren. Tenzij anders vermeld zijn gepubliceerde artikelen en brieven daarom niet per se representatief voor de opvattingen van het Communistisch Platform.
- Zie de website van Cosmonaut: https://cosmonautmag.com/2018/10/from-workers-party-to-workers-republic-2/. De auteur is lid van de organisatie Marxist Unity Group. ↩
- ‘Terug, in de zin van vooruit’, een pleidooi voor principiële democratie via https://communisme.nu/artikelen/2021/11/04/terug-in-de-zin-van-vooruit-een-pleidooi-voor-principiele-democratie/ ↩
- Tegen de stroom, maar waarheen? via https://communisme.nu/artikelen/2022/04/03/tegen-de-stroom-maar-waarheen/ ↩
- In deze plaats kunnen in de Nederlandse context organisaties als de Internationale Socialisten, IMT-Revolutie of de Communistische Jongerenbeweging geplaatst worden. ↩
- In de Nederlandse context zijn deze politieke sektes over het algemeen niet groot genoeg om fulltimers in dienst te nemen. Ook neem ik aan dat de meeste organisaties in Nederland hun congressen laten leiden door gekozen voorzitters. ↩
- Het tailen, of volgen, van de sociale strijd moet hier gezien worden als de poging om in te spelen op “de waan van de dag”, acuut-populaire thema’s binnen de activistische gemeenschap, in de hoop hier leden uit te halen. In het Nederlands noemen we dit staartpolitiek. ↩