De Nederlandse bourgeoisie vreest een opstand op korte termijn. Een revolutie uit ongenoegen over migranten en Europa zien wij echter niet gebeuren, zoals Thomas Chefsky onlangs uiteen zette. Maar wat is dan wel de weg naar de macht? Jos Alembic biedt een moderne kijk op een oude wijsheid.
In een vorig stuk bekritiseerde Thomas Chefsky de argumenten van onderzoeksjournalist Karskens op NRC.nl. Die laatste vreesde een opstand vanwege een soort conservatief ongenoegen. Chefsky beargumenteerde echter dat enkel de arbeidersklasse door haar strijd met de burgerij een echte revolutie kan ontketenen. Hoewel Karskens dus geregeld de plank misslaat, is zijn waarschuwing wel een reflectie van iets breders: de diepe onzekerheid van de kapitalistische klasse.
De redenen voor de vrees van de bourgeoisie zijn niet volledig ongegrond. De Volkskrant berichtte onlangs ook al van een komende burgeropstand tegen de neoliberale verslechteringen. Gek is dat niet, want we hebben dan ook al vele jaren van verslechteringen meegemaakt. Na Balkenendes “zuur” is nooit het “zoet” gekomen. Wat wel vreemd is, is dat het zo lang stil heeft gelegen in het Nederlandse polderlandschap. Bijna overal in Europa zie je al lange tijd veel meer verzet dan hier, inclusief hele reeksen aan algemene stakingen. In Griekenland heeft dat zelfs geleid tot het aan de macht komen van Syriza, lange tijd slechts een klein-linkse partij, die vervolgens resoluut werd geconfronteerd met een nekklem op internationaal vlak.
Waar het in Nederland aan schort, in tegenstelling tot de meeste andere landen, is een activistische vakbond. Het beruchte “Poldermodel” is welgesteld een briljante gok geweest aan de kant van de politieke en economische elite om de Nederlandse arbeidersbeweging te ontwapenen. Waar bijvoorbeeld in Groot-Brittannië de overheid al decennia inzet op repressievere wetgeving richting vakbonden waarbij allerlei hoepels worden opgeworpen om als vakbond te kunnen functioneren – zo moeten stakingen bijvoorbeeld voldoen aan een wettelijk referendum waar een bepaald percentage van de leden in moet stemmen binnen een bepaalde periode – is het de Nederlandse bourgeoisie gelukt om de vakbondsleiding te integreren in het staatsapparaat, zowel op institutioneel niveau als met het bieden van lucratieve persoonlijke doorgroeimogelijkheden.
Zo kon het gebeuren dat er in oktober 2004 bijvoorbeeld 300 000 mensen op het Museumplein bij elkaar kwamen, met nog eens 75 000 mensen die op de overvolle treinstations door het land vast zaten, tegen het beleid van destijds Kabinet Balkenende II. Hiervoor waren al maanden van acties en stakingen geweest en naast de FNV hadden zich tientallen organisaties aangesloten bij het platform “Keer het Tij”. Alles leek op de rails om het gewraakte beleid om zeep te helpen. Maar de FNV leiding had andere plannen en schrok wellicht van de respons. De huid werd goedkoop verkocht: in ruil voor het bevriezen van de lonen (en de stilzwijgende eis om geen actie meer te voeren), zou het kabinet wat bezuinigingen niet door laten gaan (welke later natuurlijk dubbel zo hard terug zijn gekomen).
Moeten wij in Nederland dan ook maar inzetten op een algemene staking? Kort gezegd: nee. Griekenland heeft de afgelopen jaren tientallen algemene stakingen gehad en daar zijn ze welgesteld niks mee opgeschoten. Een algemene staking kan tactisch een nuttige overweging zijn, maar lost strategisch niks op. Anders gesteld, er is geen eenduidig antwoord op de vraag “wat komt er ná de algemene staking?”. De FNV zat na het Museumplein met dezelfde vraag en wist deze slechts erg matig te beantwoorden. Dat komt omdat het geen economische vraag is die de vakbond zou kunnen beantwoorden. Het is een politieke vraag.
Miljonairsbelasting
Inhoudsopgave
De SP houdt zich inmiddels ook wat meer op de voorgrond bezig met de kwestie. In een opiniestuk spreekt Emile Roemer zich uit tegen het feit dat we nu leven in een wereld waar de 63 rijkste gezinnen op de planeet even veel bezitten als de armste helft van de wereldbevolking. Een trend die zich steeds verder concentreert. Vorig jaar waren het immers nog 80 gezinnen. In Nederland waren het in 2014 overigens drie Nederlanders die meer bezaten dan de armste helft van de bevolking.
De oplossing? Dat is blijkbaar een miljonairsbelasting die 4,2 miljard Euro zou moeten opleveren. Dat is een bescheiden bedrag, want het gaat maar om 1% extra belasting boven de één miljoen Euro vermogen en 2% boven de twee miljoen. Men moet bescheiden blijven want als we dit in Nederland invoeren, wat het voorstel van de SP is, dan moeten we natuurlijk niet te ver doorschieten en die arme mega corporaties wegjagen…
Hoewel, er wordt ook gepleit om een einde te maken aan het Nederlandse belastingparadijs. Dit zou bereikt moeten worden door samenwerking met andere landen. Wat die “samenwerking” precies betekent is niet duidelijk. De lidstaten in de Europese Unie hebben namelijk vooralsnog allemaal een eigen belastingstelsel, die onder meer is geoptimaliseerd om zoveel mogelijk bedrijven binnen de grenzen te houden van het eigen land, ten koste van andere landen. Dit heeft onvermijdelijk een concurrentie tussen de lidstaten veroorzaakt in de afgelopen decennia, vooral bij de kleinere landen ging de belasting op winst hard onderuit en via allerlei bewust daarvoor gecreëerde mazen in de wet konden grote bedrijven vrijwel geheel belasting “ontwijken”. Zo betaalde Apple via een juridische constructie waarbij wetgevingen tussen lidstaten tegen elkaar werd uitgespeeld slechts 0,002% belasting, iets waar terecht de nodige ophef over is ontstaan.
Totdat er dus één lijn wordt getrokken en er een Europees belastingstelsel komt, zoals wij voorstellen, houd je dit probleem, is het simpelweg niet mogelijk om vanuit Nederland een effectieve vuist te maken tegen kapitaalvlucht.
De weg naar de macht
Goed, een algemene staking wordt het niet en ook wat randvoorwaarden door het parlement loodsen zal op fundamenteel niveau niks oplossen. Wat is dan wél de weg vooruit?
In 1909 schreef, de destijds “paus van het marxisme”, Karl Kautsky een boekje dat een grote impact had op de arbeidersbeweging en nog steeds als inspiratiebron kan worden gebruikt: de weg naar de macht. In hoofdstuk zes hiervan geeft hij vier voorwaarden die vereist zijn voor succesvolle verandering van de maatschappij, dat heet, het breken van de macht van kapitaal en het instellen van een werkelijke democratie die streeft naar een maatschappij van menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit – de socialistische revolutie:
- [Het] regime moet beslist vijandig tegenover de massa van het volk staan;
- Er moet een grote partij van onverzoenlijke oppositie met georganiseerde massa’s voorhanden zijn;
- Deze partij moet de belangen van de grote meerderheid van de bevolking vertegenwoordigen en hun vertrouwen bezitten;
- Het vertrouwen op het heersende regime, in zijn kracht en in zijn duurzaamheid, moet bij zijn eigen werktuigen, bij bureaucratie en leger geschokt zijn.
Het is wellicht wat verouderd taalgebruik, maar het raakt de kern van de zaak. Op het moment leeft er in de maatschappij een brede onvrede op een aantal punten, zoals de neoliberale politiek en de vluchtelingenopvang. Maar het is daarmee uiteraard niet gezegd dat de SP die onvrede opvangt. Integendeel, het lijkt eerder Wilders te zijn die zich expliciet als “anti-establishment” weet op te stellen (wat natuurlijk ironisch is, gezien zijn rol in datzelfde establishment sinds zijn aantreden in de Tweede Kamer in 1997) en daarmee op het moment 42 virtuele zetels haalt, met het CDA vér achteraan hobbelend met 19 zetels en de SP op een stagnerende vijfde plek met nog steeds 15 zetels.
Desalniettemin is de PVV in geen positie om echte verandering teweeg te brengen, dat is immers totaal niet in hun belang. Economisch is de PVV niet meer of minder dan een kloon van de VVD. Zo bekeken doet de PVV-VVD het met 60 virtuele zetels helemaal niet slecht, maar revolutie? Opstand? Geloof je het zelf? Wat we kunnen verwachten van Wilders is meer van hetzelfde: harde aanvallen op onze levensstandaard. Het verschil is enkel dat het allemaal de schuld is van de ander dat dit gebeurd, die anderen zijn nu de moslims maar het zouden net zo goed andere groepen kunnen zijn. Klassiek verdeel en heers van de bourgeoisie en het werkt, voor een periode.
Wat zouden de vier voorwaarden voor die omwenteling dan wél betekenen, anno 2016? In feite zei Kautsky niks bijzonders: willen we daadwerkelijk een omwenteling, dan zal de oude garde wiens beleid zich steeds sterker keert tegenover de massa (voorwaarde 1) niet op oude voet verder kunnen gaan omdat de meerderheid van de samenleving zich politiek heeft georganiseerd voor een ander soort politiek (voorwaarde 3), een partij die weigert mee te doen met het huidige systeem en zich principieel opstelt tegen de gevestigde orde (voorwaarde 2) en daarmee zelfs de rangen van het overheidsapparaat weet te breken zodat de regering niet meer 100% kan vertrouwen op de politie of de bureaucratie (voorwaarde 4).
Het is, met andere woorden, en stellingname tegen “spontane” opstanden (die vaak weer uit elkaar vallen of anders worden gekaapt door bestaande politieke krachten) en ook tegen de drang om deel te nemen aan coalities en “polderen”. We moeten onze eigen krachten uitbouwen, onafhankelijk van de overheid en van krachten die andere klassen vertegenwoordigen. Een goed begin voor de SP zou zijn dat we een ander programma aannemen, maar het vergt meer.
Wat we nodig hebben is een massale partij-beweging die naast haar werkt in het parlementaire circuit, als principiële oppositie, ook bezig is op maatschappelijk en economisch vlak met vakbonden, coöperaties, sociale verenigingen, buurthuizen, medische voorzieningen (“Ons Medisch Centrum”, opgezet door de SP in de jaren ’70, was een goed voorbeeld, anno 2016 hebben we vrijwel oneindig meer middelen om het grootser aan te pakken), eigen media (online videokanalen opzetten is makkelijker dan ooit), etc. Kortom, om vooruit te komen moeten we niet doen alsof de partij er nu in principe goed voor staat en een beetje “harder gaan rennen”, wat de essentie was van het congres afgelopen november, maar moeten fundamenteel anders gaan denken over wat voor soort partij we willen, hoe we elk lid actief kunnen krijgen op terreinen die voor hem of haar interessant zijn, waar hun krachten liggen (niet iedereen zit immers te wachten op het verspreiden van flyers).
Alleen op deze basis kunnen we bouwen aan een partij-beweging van honderdduizenden leden of meer, alleen dan kunnen we de meerderheid van de bevolking overtuigen van ons alternatief, alleen dan kunnen we een extreem-rechts opstandje omvormen tot een socialistische revolutie.