Principe van Hoop
Principe van Hoop

Principe van Hoop

iv
Trotskisten kunnen zich laten leiden door het ‘principe van hoop’.

Ron Blom besluit zijn kijk op het Trotskisme in Nederland in dit afsluitende deel van zijn lezing op de Socialisme Dag in Breda.

Val van de Muur: Crisis van de socialistische idee

Voor de trotskisten stond de degeneratie van de Sovjet-Unie lange tijd centraal. De ineenstorting van het Oostblok en de daaropvolgende neoliberale ommekeer hebben de beweging dan ook sterk beïnvloed. Vervulde de ontwikkelingen in het Oosten hen aanvankelijk met hoop, al snel bleek dat er geen sprake was van de langverwachte democratisering van de Sovjet-Unie. De volksopstanden in de Oost-Europese landen werden al snel overvleugeld door nationalistische en conservatieve doelen. Zo werd de slogan van de Oost-Duitse demonstranten Wir sind das Volk omgeduid tot Wir sind ein Volk. Veel Oost-Duitsers zagen vooruitgang bovenal als vereniging van de twee Duitslanden en invoering van het kapitalisme in het Oosten. De socialistische idee bleek zo besmet en in crisis geraakt, dat ze al snel nauwelijks meer een rol speelde.

Na de daaropvolgende Val van de Muur raakten de vrije marktideologie en de liberaal-democratische maatschappijordening steeds meer algemeen geaccepteerd. Dit bracht de filosoof Francis Fukuyama ertoe het einde van de geschiedenis uit te roepen. Met het einde van de Koude Oorlog bleek ook de sociaaldemocratie uitgeput als hervormingsbeweging. Ze schudde haar ideologische veren af en accepteerde haar rol als loyale mede-uitvoerder van de neoliberale ommekeer, en afbreker van het naoorlogse welvaartskapitalisme.

Door de Val van de Muur heeft een aantal belangrijke pijlers van het trotskistische gedachtegoed aan belang ingeboet. Trotskisten definieerden zichzelf aanvankelijk als ‘de echte leninisten’, en hadden dáárom fundamentele kritiek op de officiële communistische partijen en de Sovjet-Unie. In de jaren zestig en zeventig keerden veel activisten zich al af van de zogeheten leninistische organisatieprincipes. In de decennia daarna nam die afkeer alleen nog maar verder toe. Veel van de huidige post-Occupy activisten hebben nog maar weinig op met het zogeheten ‘leninisme’ (of wat er voor door gaat). Tegelijkertijd is het antistalinisme veel minder relevant geworden nu de officiële communistische partijen vrijwel nergens in Europa nog een rol van belang spelen. Hetzelfde geldt voor de discussie over ‘het wezen’ van de Sovjet-Unie: in de dagelijkse politiek speelt deze nauwelijks nog een rol. Het Sovjetmodel is honderd jaar later voor nog maar weinigen – en zeker niet voor jongeren – een nastrevenswaardig model. Maar een zekere fascinatie en nieuwsgierigheid voor deze poging om iets anders dan het kapitalisme op te bouwen zal altijd blijven.

Enkele jaren na de val van het Oostblok waren het de rebellerende Zapatista’s die lieten zien dat de geschiedenis nog niet helemaal ten einde is. In 1994 startten zij een opstand in het Mexicaanse Chiapas met als hoofdpunten autonomie en verzet tegen neoliberalisme. Ze gaven een impuls aan de andersglobaliseringsbeweging, die zich behalve tegen het neoliberalisme ook verzette tegen de nieuwe oorlogen in het Midden-Oosten en de naderende ecologische catastrofe. In Nederland waren de Internationale Socialisten – opmerkelijk genoeg als staatskapitalisten wonderwel passend in de traditie van Sneevliet – beter in staat dan de SAP om hier op in te spelen. Weer een tiental jaren later ontstond de Occupy-beweging. Al deze bewegingen weigerden zich echter neer te leggen bij de stelling dat er geen alternatief zou zijn, ook al zijn de contouren daarvan minder scherp dan bijvoorbeeld in de jaren zestig toen de Russische revolutie nog een belangrijk referentiekader was. Een uitdrukking hiervan is de prikkelende publicatie Beyond Capitalism? The future of radical politics van de jonge Britse activisten Luke Cooper en Simon Hardy waarin zij Occupy en de Arabische Lente als uitgangspunt nemen voor hun bijdrage aan een modern links basisdemocratisch antwoord op het neoliberalisme. Daarbij staan ze positief tegenover de bijdrage van het trotskisme, zonder voorbij te gaan aan haar beperkingen1. Maar er zijn meer voorbeelden.

Trotskisme in de 21ste eeuw

Diverse ideeën uit het trotskistische arsenaal zijn nog steeds uitermate actueel, zoals de nadruk op (directe) democratie: in revolutionaire bewegingen, binnen de arbeidersklasse en de gehele maatschappij. De daarop aansluitende kritiek op de bureaucratie – binnen vakbonden, sociale bewegingen en van de overheid – en de daarmee samenhangende privileges is nog steeds zeer waardevol. De Occupy-beweging heeft het ondemocratische karakter van de kapitalistische maatschappij onlangs nog eens stevig op de kaart gezet. Veel van de uitwassen van de Sovjet-Unie – politiestaat, massale corruptie, nepotisme – vinden hun spiegelbeeld in de massale controle van dataverkeer (NSA), administratieve uitsluiting en corruptieschandalen. Tijdens de Koude Oorlog leken kapitalisme en democratie voor velen twee kanten van dezelfde medaille. Tegenwoordig sluiten ze elkaar steeds meer uit. […]

Het klassieke Overgangsprogramma sprak nog van de crisis van de revolutionaire leiding en de noodzakelijkheid om de leiding van de arbeidersbeweging uit handen te nemen van sociaaldemocraten en stalinisten. Tegenwoordig spreken de trotskisten eerder in termen van vernieuwing en heropbouw van de arbeidersbeweging en daarmee samenhangend ook van (een) nieuwe revolutionaire stroming(en). Zij zien daarin zeker ook ruimte voor organisaties als de Vierde Internationale, de International Socialist Tendency en het Committee for a Workers’ International. De oriëntatie op de arbeidersklasse in brede zin, het engagement in bewegingen en het leren van andere politieke stromingen zijn daarbij richtinggevend. Het internationalisme – altijd al sterk geweest binnen het Nederlands trotskisme (Indonesië, Algerije, vluchtelingenstrijd) – zal daarbij alleen maar aan belang toenemen. De rol die bijvoorbeeld Ellen Santen (dochter van Sal) en advocaat Pim Fischer spelen in de ondersteuning van de ‘We are here’ beweging is exemplarisch. En dat geldt ook voor de ecologische kwestie. Verschillende trotskistische organisaties zijn zich (weliswaar met enige vertraging) gaan verdiepen in het milieuvraagstuk. Dat betreft ook de strijd van lesbiennes, homo’s, bisexuelen en transgenders (LGBT). Sommigen verbinden dat expliciet aan het ‘heruitvinden’ van het communisme en een ‘terugkeer naar Lenin’2.

Een aantal trotskisten grijpt daarbij terug op de ervaringen van de Eerste en de Tweede Internationale, die als federaties van partijen, vakbonden en associaties functioneerden. Het begrip partij heeft, met name voor een algemeen publiek, tegenwoordig vooral een electorale betekenis, die niet meer te vergelijken is met het fenomeen uit het begin van de arbeidersbeweging. […] En in plaats van de krant als collectieve organisator, zien we nu diverse blogs een soortgelijke rol vervullen. Zelfs de door Lenin als renegaat uitgescholden ‘paus van de Tweede Internationale’ Karl Kautsky kan zich hier en daar verheugen op hernieuwde belangstelling. Dat geldt dan wel voor de periode ‘toen hij nog een marxist was’,  zoals Lenin ook na de Eerste Wereldoorlog en na de Russische Revolutie steeds bleef benadrukken. Voor hem was de ‘paus van het marxisme’ altijd een belangrijk referentiepunt geweest in zijn eigen politieke ontwikkeling.

De Vierde Internationale is zichzelf sindsdien steeds meer gaan zien als aanjager van debatten en medium voor de uitwisseling van ideeën tussen verschillende groepen en bewegingen. Ze is federatief georganiseerd en beschouwt zichzelf als een van vele groepen die vechten voor maatschappelijke verandering. […]

Sociale bewegingen verzetten zich tegen uitsluiting, uitbuiting en onderdrukking. Ze worden verenigd door gedeelde ideeën en actievormen. Trotskisten proberen die ideeën aan te scherpen en kritische reflectie te bevorderen. Juist deze kritische houding trok en trekt uiteenlopende activisten aan. Er zijn verschillende momenten in de recente geschiedenis geweest waarop trotskistische ideeën een breder gehoor vonden: in de RSAP, in de studentenbeweging en in de PSP. Trotskisten verbonden hun ideeën aan een grote inzet, maar waren ondanks hun activiteiten lange tijd erg geïsoleerd. Een belangrijke oorzaak daarvan was de koude oorlog en hun houding tegenover de Sovjet-Unie. Tegenwoordig is een aantal (oud-)SAP’ers actief in de vakbeweging en in de SP, terwijl Grenzeloos/IIRE zich richt op scholing en vorming. De Internationale Socialisten spelen een belangrijke rol in het Nederlandse actieleven. Getalsmatig mogen de Nederlandse trotskisten dan niet of nauwelijks vooruitgang hebben geboekt, ze bevinden zich wel degelijk in het centrum van de linkse revolutionaire politiek. Daarbij kunnen ze zich volgens de marxist Michael Löwy laten inspireren door ‘het principe van de hoop’: ‘dat resideert in de strijd, de dromen en aspiraties van miljoenen onderdrukten en uitgebuitenen, “de overwonnenen in de geschiedenis”, van de christelijk-communistische vijftiende en zestiende eeuwse martelaren Jan Hus en Thomas Münzer tot aan de sovjets van 1917-19 in Europa en de collectieven van 1936-37 in Barcelona. Op dit niveau is het zelfs meer dan noodzakelijk om de deuren van het marxistische denken te openen voor de opvattingen over de toekomst, van de utopische socialisten van gisteren tot aan de romantische critici van de industriële beschaving en van de dromen van Fourier tot aan de libertaire idealen van het anarchisme’3.

 

Dit is een voor publicatie op internet bewerkte versie van Ron Blom’s lezing op de Socialisme Dag georganiseerd door SP Breda op 20 juni

 

  1. Luke Cooper en Simon Hardy, Beyond Capitalism? The future of radical politics (Zero Books: Winchester, 2012).
  2. Zie bijvoorbeeld de verrassende bijdragen van Lars T. Lih en ook van Slavoj Žižek over de interpretatie en plaats van de opvattingen van Lenin.
  3. Michael Löwy, On Changing the World, (Haymarket Books: Chicago, 2013), 20.

Auteur