Punt 10: “De werkende klasse kan niet het bestaande staatsapparaat overnemen en het voor haar doeleinden gebruiken. Het staatsapparaat in een kapitalistische maatschappij is gevormd op een manier waarop het de kapitalistische klasse de macht geeft. Het overnemen van het staatsapparaat zou alleen het besturen van kapitaal betekenen. Daarom staan communisten voor hervormingen die de bestaande staat en de heersende klasse ondermijnen en die de positie van de werkende klasse verstevigen. Het huidige staatsapparaat moet vervangen worden door een democratische republiek om de weg verder vrij te maken voor sociale revolutie en communisme.”
Thomas Chefsky
De kapitalistische staat: repressie-instrument van de burgerij
Inhoudsopgave
“De werkende klasse kan niet het bestaande staatsapparaat overnemen en het voor haar doeleinden gebruiken. Het staatsapparaat in een kapitalistische maatschappij is gevormd op een manier waarop het de kapitalistische klasse de macht geeft.”
Het is niet de aanwezigheid van de burgerij in de regering die de staat kapitalistisch maakt, de burgerij is onder specifieke omstandigheden bereid haar politieke, uitvoerende macht af te staan aan niet-burgerlijke elementen1. Nee, het is de kapitalistische productiewijze die de staat vorm geeft en haar kapitalistisch maakt. De onderdelen waaruit het staatsapparaat bestaat (leger, politie, regering, diensten, enzovoort) zijn afhankelijk van de kapitalistische sector in de economie. Opdat een staat kan functioneren, moet het niet enkel over arbeidskracht maar ook over financiële middelen beschikken. Aangezien de meeste staatsonderdelen geen productie-eenheden zijn, heeft een staat slechts twee opties om aan haar financiële middelen te komen: belastingen en leningen. Met andere woorden: in ruil voor financiële ondersteuning biedt de staat haar diensten aan haar belastingplichtigen aan. Zonder belastingen kan de regeringsmachine niet draaien – zij vormen haar economische basis2.
Aangezien banken en bedrijven de grootste geldschieters vormen, betekent het dat staatsinstellingen afhankelijk zijn van deze kapitalistische instellingen. Of de staatsinstellingen nu bevolkt worden door bureaucraten of verkozenen, deze afhankelijkheidsrelatie zorgt ervoor dat zij belang hebben bij de voortzetting en ontwikkeling van de kapitalistische productie. De staatsinstellingen staan echter niet in dienst van particuliere belangen – van de grootste geldschieter, bijvoorbeeld, of van de burgerlijke elementen die de instellingen bevolken. Integendeel, de staat werpt zich op als verdediger van het algemeen belang. Niet enkel de diversiteit aan belastinginkomsten en de relatieve anonimiteit van internationale leningen dragen daartoe bij. De staat heeft er behoefte aan de destructieve en conflicterende tendensen van de kapitalistische productiewijze onder controle te houden, ten einde conflicten tussen klassen te vermijden en crisissen door een gebrekkige afstemming van de kapitalistische productie te begeleiden en te verzachten.
Zou de arbeidersklasse de staatsinstellingen laten bevolken met haar leden en proberen de staat naar haar programma te schikken, dan zou de staat vroeg of laat op weerstand uit de kapitalistische sector stoten3. Een weigering van de burgerij om nog langer geld te lenen, te investeren of te betalen aan de staat is slechts één probleem. Het is evengoed mogelijk dat er zich een kapitaalsvlucht voordoet, waarbij kapitalisten hun geld voortaan investeren in andere landen waar de staat wel kapitalistisch beleid voert. Een gelijksoortige situatie deed zich in Frankrijk tussen 1981 en 1983 voor toen de sociaaldemocratische regering Mitterand besloten had delen van de economie te nationaliseren. Met andere woorden: stelt de staat haar beleid niet af op de noden van de kapitalistische productiewijze, dan onttrekt het kapitaal zijn steun.
Tenminste, dat is het resultaat zolang de arbeidersklasse niet in staat is de productiemiddelen over te nemen en op socialistische wijze de productie verder te zetten. Wegens het internationale karakter van de kapitalistische productie – met onder meer internationale leningen als gevolg – dient deze overname van de productie op internationale schaal te gebeuren. Zo waren het niet enkel de interne tegenstellingen die de Sovjet-Unie en de Volksrepubliek China naar een markteconomie stuwden; beide landen voelden ook de druk van de internationale kapitalistische markt, de nood aan handel met het buitenland, enzovoort. Wil de arbeidersklasse in bijvoorbeeld Nederland of België de staatsmacht in handen krijgen, dan zal zij zich internationaal economisch en politiek moeten organiseren. Een reden temeer voor de creatie van een Europese arbeiderspartij en een economisch en sociaal verenigd Europa.
Democratische hervormingen: hefboom voor vooruitgang van de arbeidersbeweging
“Het overnemen van het staatsapparaat zou alleen het besturen van kapitaal betekenen. Daarom staan communisten voor hervormingen die de bestaande staat en de heersende klasse ondermijnen en die de positie van de werkende klasse verstevigen.”
Hoewel de burgerlijke staat zich baseert op de kapitalistische productiewijze, heeft de arbeidersklasse staatsinstellingen nodig om op socialistische basis te kunnen produceren. Zij verovert dus de staatsmacht, maar doet dat door de burgerlijke staat te ontmantelen. Socialistische of diepgaande sociale hervormingen ten voordele van de arbeidersklasse vormen een mogelijkheid onder kapitalistische productieverhoudingen, maar daar waar de arbeidersklasse haar numeriek gewicht en haar organisaties gebruikt om deze hervormingen van de kapitalisten af te dwingen, grijpt de burgerlijke staat in om de kapitalistische productie en, indien mogelijk, de politieke macht van de burgerij in naam van het algemeen belang te beschermen. De arbeidersklasse heeft er baat bij de burgerlijke staat als het ware te ondermijnen om haar eigen, socialistisch programma uit te kunnen voeren.
Deze ondermijning bestaat niet uit individualistische, terroristische aanslagen op staatsinstellingen of op basis van burgerlijke gehoorzaamheid alleen. Deze acties dragen juist bij aan de versterking van de staatsmacht, zoals we hebben kunnen ondervinden sinds de ontwikkeling van terreur in de jaren 1970 en verder. De arbeidersklasse ondermijnt de burgerlijke staat door haar collectief, klassenbelang te verdedigingen tegen pogingen van de staat en van individuele kapitalisten om de arbeidersklasse te verdelen. De ondermijnende tendensen binnen het socialistisch programma zijn in feit versterkende tendensen voor de arbeidersbeweging. Een eengemaakte, politieke vakbeweging, een massa-arbeiderspartij, de strijd tegen seksisme, racisme en homofobie, internationale solidariteit, … allemaal dragen deze factoren bij tot de versterking van de arbeidersbeweging en een verzwakking van de positie van de burgerij en haar staat.
De strijd voor democratische hervormingen is de spil van het programma. Democratie is een scharnier, een hefboom voor de ontwikkeling van de arbeidersbeweging binnen de contradictorische, vijandige omgeving die de kapitalistische productiewijze is. Democratische hervormingen leiden dragen bij aan de aanwezigheid en invloed van de arbeidersklasse op alle niveaus van de kapitalistische maatschappij en tot controle van de arbeidersklasse over haar vertegenwoordigers en leden die zich in de burgerlijke staatsinstellingen zoals het parlement bevinden. Vertegenwoordigers in de burgerlijke parlementen zijn geen weerspiegeling van de bevolking die zij er vertegenwoordigen, en het is cruciaal voor de arbeidersklasse te vermijden dat haar vertegenwoordigers zich zullen vervreemden van hun basis of beweging.
Democratische controle verstevigt ook de greep van de arbeidersklasse op de staatsinstellingen zelf. Deze instellingen – hoewel de staat in veel gevallen als één apparaat functioneert – kunnen met elkaar botsen, wat ertoe leidt dat de burgerij haar controle over de staat niet verliest wanneer elementen met een antikapitalistisch programma posities verwerven in het staatsbestel. In het meest extreme geval verliest de kapitalistische klasse toch haar controle over de staat door middel van een conflict tussen staatsinstellingen, maar slaagt zij er toch in een regering op de been te brengen die de kapitalistische belangen op economisch vlak behartigd. Een voorbeeld van zo’n botsing was de staatsgreep van de Chileense generaal Pinochet in 1973 tegen de regering van Allende. Het Pinochet-regime vormde de hefboom voor agressieve neoliberale ingrepen in de samenleving4.
De staat oefent het monopolie uit over geweld en heeft daartoe allerhande instellingen zoals politie en justitie ontwikkeld. Deze instellingen vormen obstakels op de weg naar een socialistische hervorming van de maatschappij. In landen waar de staat zodanig repressief optreedt dat zij hervormingen blokkeert, zijn gewelddadige opstanden vaak de enige middelen voor de arbeidersklasse om hervormingen te verwezenlijken. In die landen waar relatieve ruimte bestaat voor sociale hervormingen, tracht de arbeidersklasse het legaal potentieel maximaal te benutten. Echter, ooit komt de politieke, economische en sociale organisatie van de arbeidersklasse in conflict met de belangen van de burgerij. Op dat moment is het van cruciaal belang dat de arbeidersklasse voorbereid is om de doorslaggevende strijd met de burgerij en haar staat aan te gaan. Dan zet zij al haar verwezenlijkingen en middelen in om de bovenhand te halen in klassenstrijd – kortom: de politieke revolutie.
De klassenstrijd van de burgerij door middel van de inschakeling van de staat houdt repressie en dictaten in. In Nederland is de uitdrukking “dictaat van Europa” erg populair, maar zij is niet meer dan een uitdrukking van het ongenoegen over de dictatuur die kapitaal uitoefent over de samenleving. De concrete vorm van de burgerlijke repressie is die van de burgerlijke rechtstaat, een rits constitutionele obstakels die het moeilijk tot haast onmogelijk maken voor de arbeidersklasse om zelfbeschikking te verwezenlijken5. Deze constitutionele obstakels bestaan uit onder meer het bestaan van monarchieën, beperkingen op de verenigingsvrijheid, de ontwapening van de bevolking ten voordele van de bewapening van een bureaucratie gestuurde minderheid – politie en leger – de instandhouding van vaak ondemocratisch samengestelde parlementaire kamers die het werk van volksvertegenwoordigers bemoeilijken – de senaten – enzovoort. Pogingen deze obstakels uit de weg te ruimen door middel van democratische hervormingen, arbeidersorganisaties en massamobilisaties kunnen uitmonden in de stichting van een democratische republiek – een staatsvorm waarin alle macht bij de vertegenwoordigers van het volk ligt.
De democratische republiek: specifieke vorm van de arbeidersmacht
“Het huidige staatsapparaat moet vervangen worden door een democratische republiek om de weg verder vrij te maken voor sociale revolutie en communisme.”
Opstand en klassenstrijd zijn slechts middelen tot, de politieke revolutie slechts een fase in, de sociale revolutie. Die sociale omwenteling kan op haart beurt de communistische samenleving verwezenlijken. In de kapitalistische productiewijze en haar verhoudingen kiemen al de eerste zaden van de communistische samenleving, maar de kapitalistische productie gaat niet vanzelf ten onder. De arbeidersklasse heeft nood aan een hefboom om de omwenteling van kapitalistische naar communistische productie te verwezenlijken. Die hefboom is de arbeidersstaat. Eenmaal de arbeidersklasse door middel van haar vakbonden, coöperatie en politieke partijen de staatsmacht in handen heeft, moet zij haar verwezenlijking veiligstellen. De dag na de politieke revolutie is de samenleving namelijk nog behept met kapitalistische en burgerlijke overblijfselen, elementen die een terugkeer naar kapitalistische productieverhoudingen zouden willen forceren.
De politiek van de arbeidersklasse in haar eigenbelang, kan voor de burgerlijke overblijfselen als een dictatuur aanvoelen. Net zoals het burgerlijk beleid onder kapitalistische verhoudingen voor arbeiders als een reeks dictaten kan aanvoelen. Deze dictatuur – in de brede zin van het woord – geeft inhoud aan de arbeidersmacht. De vorm waaronder de arbeiders aan de macht komen is de democratische republiek6. Zij is het antwoord van de arbeidersklasse op de constitutionele obstakels van de burgerlijke staat. Zij maakt namelijk komaf met het repressieve, bureaucratische staatsapparaat dat zich in de schoot van de kapitalistische samenleving heeft kunnen ontwikkelen en geeft de arbeidersklasse eveneens de middelen om haar vertegenwoordigers in het bestuur effectief te kunnen controleren. Zo zijn bijvoorbeeld alle vertegenwoordigers onderhevig aan het principe van permanente afzetbaarheid.
De democratische republiek is mogelijk onder kapitalistische productieverhoudingen – uitzonderlijk zelfs onder de burgerlijke heerschappij. Maar haar bestaan, gekenmerkt door radicale democratische maatregelen ten voordele van de klassenstrijd van de arbeidersklasse, duwt onverbiddelijk tegen de buitengrenzen van het kapitalisme aan. De democratische hervormingen van de arbeidersklasse zijn een vorm van overgangsbepalingen naar de communistische samenleving7. Inderdaad, de democratische republiek vormt het middel voor de arbeidersklasse om de sociale revolutie in de productiewijze –en verhoudingen tot stand te kunnen brengen.
Noten en referenties
1. Fascisme, een vorm van kleinburgerlijke reactie tegen kapitalistische crisis en het bestaan van een arbeidersbeweging met revolutionair potentieel, leidt tot een militair-bureaucratische staatsvorm waarin kapitalisme niettemin blijft voortbestaan. Bonapartisme, een staatsbestel waarbij de staat zich boven de klassen probeert te stellen door ze tegen elkaar uit te spelen, kent eveneens een militair-bureaucratische staatsvorm. Maar ditmaal wordt de arbeidersbeweging niet vernietigd maar juist onder de knie gehouden en ingezet als pion. De monarchieën die na de burgerlijke revoluties van de 18de en 19de eeuw her en der in Europa aan de macht waren, bestonden uit overblijfselen van de feodale samenleving maar werden net als de voorbeelden hierboven ingezet om het kapitalisme te vrijwaren. Deze monarchieën waren een uiting van de zwakte van de nog jonge burgerij om zelf te regeren.
2. K. Marx: “De belastingen zijn de economische basis van de regeringsmachine en verder niets.” https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1875/1875gotha.htm
3. D. Zachariah: “the structural dependence between the state apparatuses and the capitalist sector. This is the central problem of the reformists’ instrumental conception of the state” http://reality.gn.apc.org/polemic/zachariah_socialdemocracy.pdf
4. D. Zachariah: “More plausible examples, however, are the Ministries of Finance or Central Banks, which can limit a government’s scope for economic policy and therefore influence its direction.” http://reality.gn.apc.org/polemic/zachariah_socialdemocracy.pdf
5. De opvatting dat repressie en rechtstaat elkaars tegengestelden zijn, is een product van de poging van de burgerij om staatsinstellingen te verdelen – gesymboliseerd door het principe van de scheiding der machten. Deze scheiding is echter weinig meer dan een institutionele weerspiegeling van de kapitalistische competitie op het economische terrein. Opdat geen enkele fractie van de burgerij haar economisch potentieel zou kunnen misbruiken om de staat permanent tegen andere fracties te keren, hebben kapitalisten in hun klassenbelang dit verdeel- en heersmechanisme op poten gezet. De burgerij is echter niet bevreesd om het principe van de scheiding der machten te overtreden als het gaat om repressie tegen de arbeidersklasse. Deze rechtstaat, met andere woorden, dient ter verdediging van het recht van de sterkste (de dominante klasse).
6. F. Engels “If one thing is certain it is that our party and the working class can only come to power under the form of a democratic republic.” https://www.marxists.org/archive/marx/works/1891/06/29.htm
7. R. Luxemburg: “It wants the eight-hour working day, the popular militia, the republic – clear demands that are intended for bourgeois, not for socialist society. But these demands at the same time push so hard on the outer limits of capital’s rule that they appear likewise as forms of transition to a proletarian dictatorship.” Witness to Permanent Revolution: The documentary record, Brill, p. 526