Het parlement als vertekende graadmeter
Het parlement als vertekende graadmeter

Het parlement als vertekende graadmeter

Punt 9: De kapitalistische klasse zal nooit haar macht weg laten stemmen en zal alles binnen haar macht gebruiken om de onafhankelijke organisatie van de werkende klasse tegen te werken. Een parlementaire overwinning of sociale wetgeving is daarom niet genoeg. Wij wijzen het gebruik van het parlement en de invoering van sociale wetten niet af maar weten dat de arbeidersklasse zich moet voorbereiden op revolutie. Dit zal vreedzaam gaan zolang dat mogelijk is en met geweld als dat moet.

Thomas Chefsky

Dit punt heeft een wat negatieve ondertoon. Vandaar een zakelijk woordje over het bestaan van parlementen en een positief woordje over de aanwezigheid van arbeiderspartijen in het parlement.

Het parlement is een “praatbarrak”. Het is een veelvoorkomende uitdrukking met een grond van waarheid. Parlement is Oud-Frans voor “het spreken” of “het praten” en was de plaats waar de koning zijn welgestelde en vertegenwoordigende onderdanen samenbracht om onder meer belastingen te bespreken met het oog op de mogelijkheid ze te innen. Het parlement kreeg zijn revolutionaire betekenis dankzij de rol van het Franse parlement aan het begin van de Franse Revolutie en het kreeg zijn autoriteit door zijn bestaan in de moderne vorm: de plaats waar partijen wetgeving en regeringsactiviteiten bespreken, keuren en stemmen.

Ondanks alle kritiek op zijn vermeende impotentie (denk maar aan het imago van het Europees parlement, het recente palmares van het Amerikaans congres, enzovoort) bestaat het parlement nog steeds. Dat heeft niet zozeer met de opvatting over de scheiding der machten te maken (waarin de wetgevende macht – onder meer het parlement – in het leven geroepen wordt om de juridische en uitvoerende macht te controleren), maar met de kapitalistische productieverhoudingen.

De kapitalistische productie is een competitieve productie. Verschillende kapitalisten, bedrijven en fracties van het kapitaal gaan met elkaar in concurrentie. De burgerij is daardoor verdeeld en de kapitalistische klasse heeft daardoor ondanks haar klassenbelangen ook interne tegenstellingen. Opdat de verdeelde burgerij haar greep over de nationale staat niet zou verliezen, is er het parlement: de staatsinstelling waar de burgerij verdeeld langsheen de verschillende kapitalistische breuklijnen (religieus, economisch, sociaal, enzovoort) is vertegenwoordigd of zich laat vertegenwoordigen.1

De parlementaire republiek of monarchie is voor de nationale burgerij een geprefereerde staatsvorm boven de autoritaire staatsvormen zoals de politiestaat (het moderne Rusland komt daar in grote mate mee overeen), het fascisme, de absolute monarchie, enzovoort. Het gaat hem de burgerij met andere woorden niet om de productiviteit of het imago van het parlement, maar om de wetenschap dat de kapitalistische klasse ondanks haar interne verdeeldheid toch directe politieke greep kan krijgen op de beslissingsmacht.2

De kapitalist hoeft niet te regeren om te domineren

De kapitalistische klasse zal nooit haar macht weg laten stemmen en zal alles binnen haar macht gebruiken om de onafhankelijke organisatie van de werkende klasse tegen te werken. Een parlementaire overwinning of sociale wetgeving is daarom niet genoeg.

Zoals hierboven beschreven verkiest de kapitalist een parlementair-democratische staatsvorm boven autoritaire systemen. Onder moeilijke omstandigheden zoals in het geval van revolutionaire crisis zijn delen van de kapitalistische klasse echter bereid een autoritair staatssysteem te dulden, zoals fascisme. De kapitalist hoeft namelijk niet zelf te regeren om de samenleving te domineren. Belastingen en internationale leningen zijn stevige wapens in de handen van de kapitalisten om een staat onder controle te krijgen, mochten zij dat niet via de staatsinstellingen zelf kunnen doen. Dat verklaart ten dele waarom een socialistische omvorming van de maatschappij langs parlementaire weg geen mogelijkheid is.

Een andere verklaring is de beperking van de parlementaire aanwezigheid van de arbeidersklasse. Enerzijds zijn uitzonderlijke omstandigheden nodig voor een arbeiderspartij om een (absolute) parlementaire meerderheid te halen die de grondwet en dergelijke meer volledig in haar eigen belang kan wijzigen. Anderzijds is de parlementaire fractie van de arbeiderspartij niet sterk genoeg om de buitenparlementaire verzetspogingen van de tegenstander te breken. Wetgeving ten nadele van kapitalisten zal op vormen van verzet stuiten, zoals kapitaalsvlucht, lock-outs, ontslagen, enzovoort, die niet in of door het parlement alleen kunnen worden opgelost.

De tegenstelling tussen de kapitalistische klasse en de arbeidersklasse, maken dat het objectief in het belang van de kapitalistische klasse is om een onafhankelijk van staat en kapitalisten georganiseerde arbeidersbeweging te vermijden. Daar zijn in het verleden al herhaalde pogingen toe gedaan: door vakverenigingen en andere arbeidersverenigingen te verbieden (de 19de-eeuwse beperkingen op de vrije associatie), door gemengde vakverenigingen van werkgevers en werknemers op te zetten (een voornamelijk 19de-eeuws katholiek experiment in grote delen van Europa) of door vakbonden in te kapselen in de staatsstructuren (van het corporatisme uit de jaren dertig en veertig tot het poldermodel).

Sociale hervormingen zoals salarisverhogingen, kortere werkdagen of hogere pensioenen maken geen einde aan deze klassentegenstelling. Integendeel: hervormingen zoals die van het pensioenstelsel zijn reeds van bij hun oorsprong in de 19de eeuw beïnvloed door pogingen de arbeidersbeweging aan de kapitalistische verhoudingen en de daarmee corresponderende staat te binden. De gedeeltelijke parlementaire overwinningen en hervormingen die een arbeiderspartij kan verwezenlijken, volstaan dus niet om de kapitalistische samenleving fundamenteel te veranderen.

Verkiezingsoverwinningen en parlementaire activiteiten kunnen daardoor niet meer dan een middel zijn om de klassenstrijd ten voordele van de arbeidersklasse te voeren. Voor de arbeidersklasse om greep te krijgen op de samenleving volstaat de ‘parlementaire democratie’ niet. Zij heeft nood aan verregaande democratische en economische hervormingen die de macht van het kapitaal breken en tot ons onmiddellijke doel, de democratische republiek, leiden.

Niettemin is het parlement vandaag een belangrijk en niet te onderschatten middel als gevolg van de rol van het parlement in de burgerlijke samenleving. Het parlement is de politieke arena bij uitstek en tijdens verkiezingen zijn alle ogen erop gericht. Deelname van communisten en arbeiders aan de parlementaire verkiezingen biedt ruimte om de hele samenleving aan te spreken en te mobiliseren.

De parlementaire activiteit als middel tot een hoger doel

Wij wijzen het gebruik van het parlement en de invoering van sociale wetten niet af maar weten dat de arbeidersklasse zich moet voorbereiden op revolutie.

Ondanks de beperkingen die hervormingen kunnen inhouden, is volgens ons toch een belangrijke rol weggelegd voor hervormingen binnen het raamwerk van het kapitalisme. De kapitalistische productieverhoudingen creëren bij de arbeidersklasse een objectieve nood aan eigen organisaties op basis van eenheid en solidariteit. Maar diezelfde productieverhoudingen, contradictorische als ze zijn, werpen ook een hele hoop barrières op. Bovendien is er de subjectieve factor die zich, bijvoorbeeld, laat uitdrukken door werknemers die zich niet verenigen uit een gebrek aan vrije tijd na de werkuren.

Een ander voorbeeld van een subjectieve rem is de invloed van politici die het in het belang van de competitiviteit achten dat de vakvereniging onder meer geen hoge looneisen stelt. Eenmaal, bijvoorbeeld, een loonstop succesvol is, doet het werknemers het nut van een vakbond in vraag stellen. Hervormingen zijn van cruciaal belang om deze subjectieve tendens tegen te gaan en de objectieve ontwikkelingen te versnellen. Zonder de invoering van het stemrecht bijvoorbeeld zou de arbeidersklasse haast geen enkele invloed hebben over de politieke partijen en de staatsinstellingen die heel wat hervormingen uitwerken en doorvoeren. Zonder beperkingen op de arbeidstijd zou de arbeidersklasse niet de tijd vinden om aan politiek te doen.

Binnen de marxistische en anarchistische linkerzijde heerst echter wel de opvatting dat positieve, fundamentele sociale hervormingen onder de huidige kapitalistische verhoudingen nauwelijks mogelijk zijn of schadelijk zijn. Van de voorstelling als zou de materiële voordelen van de imperialistische politiek de leiders van de arbeidersbeweging corrumpeert tot de theorie dat kapitalisten altijd met de ene hand geven wat ze met de andere nemen: de vele organisaties die de radicaallinkerzijde rijk is, hebben die opvatting op allerlei wijzen gerationaliseerd en getheoretiseerd. Daar gaan we in dit platform niet dieper op in, maar wel willen we benadrukken dat los van elke theoretische of ideologische overweging, hier wel een waarheid in schuilt.

Ten eerste: de kapitalistische productieverhoudingen geven aanleiding tot hervormingen die deze verhoudingen bestendigen. Ten tweede zijn de meeste hervormingen maar gedeeltelijke hervormingen. Dat wil zeggen: ze vertegenwoordigen maar een deel van de noden en eisen van de hervormingen die de arbeidersklasse nodig heeft. Dat wil ook zeggen: heel wat hervormingen reiken soms niet verder dan voordelen voor beperkte groepen arbeiders (bijvoorbeeld de werknemers met vast contract, enzovoort). Bovendien is elke hervorming op zich maar een fractie van de beoogde maatschappijverandering.

Maar in de opvatting ter linkerzijde dat fundamentele hervormingen ten voordele van de arbeidersklasse (zo goed als) onmogelijk zijn, schuilt ook een onwaarheid. Het duidt op een onderschatting van zowel het praktisch nut als het uiteindelijke doel van hervormingen in het kapitalistisch raamwerk. Een onderschatting die, zoals we later zullen zien, duidt op een gebrek aan vertrouwen in de arbeidersklasse als gevolg van de soms abominabele toestand van de arbeidersbeweging. Zolang de arbeidersleiding zich gedraagt als niet veel meer dan een lobbygroep, zolang de leiding van de vakbeweging tracht negatieve hervormingen verkocht te krijgen, vertoont het vertrouwen van en in de arbeidersklasse ter linkerzijde heel wat deuken. Twee gevolgen hiervan zijn alvast het sektarisme en “identity politics”: de ontwikkeling van een programma op basis van ras, gender of religie in plaats van klasse.

Zoals we al hebben beschreven, ijveren we voor hervormingen die de barrières kunnen wegnemen die de deelname aan politiek door de arbeidersklasse, haar organisatie in onafhankelijke organen en haar perspectief op het in eigen belang beheren van de samenleving belemmeren. Daarnaast ijveren we ook voor de gedeeltelijke hervormingen die de leef- en arbeidsomstandigheden van groepen arbeiders verlichten zolang dat niet ten koste gaat van de hele arbeidersklasse. Dat kan onder meer in het parlement, maar het parlement heeft ook andere troeven.

Het parlement kan onder meer dienen als platform voor socialistische ideeën over de samenleving. Ze kan ook dienen als platform om de gewelddaden van de kapitalisten en de staat aan te kaarten en te veroordelen. Het parlement is tevens een oefenterrein voor de arbeiderspartij in haar streven om de samenleving te beheren, wat niet wil zeggen dat de partij samen met de burgerlijke partijen een kapitalistische beleid uitstippelt.

Maar al te vaak hebben coalities geleid tot een ineenstorting van de arbeiderspartij, daar deze verantwoordelijk werd voor dat kapitalistisch beleid. Communisten staan daarom voor een minimum-programma, een minimum-basis voor het opnemen van regeringsverantwoordelijkheid. Dat wil zeggen: We nemen alleen verantwoordelijkheid als we de staat zó kunnen hervormen dat het de werkende klasse een platform geeft om haar politieke agenda verder door te voeren. Als geen coalitie op deze basis mogelijk is, staan wij voor een principiële oppositie van de partij.

Al deze zaken dragen ertoe bij dat de arbeidersklasse voorbereid wordt op de revolutionaire omwentelingen van de toekomst. Zij het door de ontwikkeling van haar partij, de steun van de parlementaire werking aan de strijd van de vakverenigingen, enzovoort.

De betekenis van geweld voor de samenleving

Dit zal vreedzaam gaan zolang dat mogelijk is en met geweld als dat moet.

In het verleden zijn talrijke stemmen binnen de arbeidersbeweging opgegaan als zou de werking van de arbeiderspartij in het parlement de beweging afleiding van haar meer gewelddadige eigenschappen ten voordele van een houding van compromissen en onderhandelingen. Andere stemmen hebben benadrukt dat het geweld afgezworen kan worden door voldoende sociale en politieke wetgeving te voorzien, opdat de arbeidersklasse geen dwang meer moet gebruiken. Deze visies hebben de tand des tijds niet doorstaan.

Talrijke parlementaire regimes zijn in het verleden omvergeworpen door zowel krachten die meenden op de arbeidersklasse te steunen als krachten die zich beriepen op de overleving van het kapitalisme. Bovendien is klassenstrijd geen absoluut, star begrip maar een relatief en flexibel begrip. Klassenstrijd kan zowel onderhuids werken (geleidelijke hervormingen, de geduldige ontwikkeling van krachtsverhoudingen, enzovoort) als explosieve uitwerkingen hebben (opstanden, algemene stakingen, enzovoort). De aanwezigheid van de arbeidersbeweging in het parlement heeft deze dynamiek nooit kunnen voorkomen.

Met andere woorden: hoewel de arbeidersbeweging het in haar belang acht in het parlement een zo groot mogelijke vertegenwoordiging te hebben, sluit zij niet uit dat dwang en geweld een rol spelen in de ontwikkeling van de klassenstrijd en de ontwikkeling van de maatschappij. Daar waar, bijvoorbeeld, kapitalisten illegale en buitenparlementaire maatregelen neemt om hun strijd tegen de arbeidersklasse te voeren, moet de arbeidersklasse in staat zijn eveneens geweld en dwang toe te passen in haar antwoord hierop.

“Between equal rights, force decides”. Geweld is een belangrijke kracht in de ontwikkeling van de maatschappij. Daar waar tegenstellingen aanleiding geven tot impasse, wordt in veel gevallen geweld gebruikt om een doorbraak te forceren. Bovendien kan het beleid of de houding van een meerderheid door een minderheid beschouwd worden als een vorm van geweld. In die zin kan ook het parlement geweld gebruiken of stimuleren door bijvoorbeeld van een meerderheidspositie gebruik te maken om de tegenstand mogelijkheden en privileges te ontnemen.

Het parlement is daarmee geen ultiem middel tot de vreedzame ontwikkeling van de samenleving. Net zoals zij gegroeid is uit de klassenstrijd tussen feodale heersers en de opkomende handelsburgerij, en net zoals zij zich verder heeft ontwikkeld als middel voor de in eigen concurrentiestrijd verwikkelde industriële burgerij, is het parlement vandaag een middel tot en toneel van de klassenstrijd. De parlementaire aan- of afwezigheid van de arbeiderspartij kan op die manier worden beschouwd als een graadmeter – weliswaar een vertekende graadmeter – van de ontwikkeling, machtspositie en het bewustzijn van de arbeidersklasse.

Noten:

1. Ook het federalisme is een poging van de burgerij om politieke controle over de samenleving te krijgen. Ditmaal door de nationale staat op te delen.

2. Een vorm van indirecte greep is het belasting- en internationale leningensysteem.

Auteur