Reactie op ‘GroenLinks en kapitalismekritiek’
Reactie op ‘GroenLinks en kapitalismekritiek’

Reactie op ‘GroenLinks en kapitalismekritiek’

In dit stuk reageert Willem de Vroomen kritisch op de recente inzending van Tim Platenkamp, ‘Groenlinks en Kapitalismekritiek‘. De Vroomen geeft een aantal theoretische bezwaren tegen Tims analyse, die hij te sterk vindt bogen op moralistische analyses, danwel te weinig afstand vindt nemen van het moralisme van de auteurs waar Platenkamp op reageert. Met zijn bijdrage hoopt hij de analyse van waarom de analyse van de GroenLinksers zo tekortschiet te verdiepen, en het belang van Marx’ inzichten nogmaals benadrukken.

Opvallend aan het artikel van Tim Platenkamp1 is het ontbreken van belangrijke termen uit het werk van Marx: Waar, waarde, meerwaarde en uitbuiting. Met name het begrip ‘meerwaarde’ wordt gemist, juist omdat het de kern is van de economische theorie van Marx. Sterker: meerwaarde is de belangrijkste wetenschappelijke ontdekking die Marx heeft gedaan.

De vier genoemde begrippen zijn economische begrippen, geen morele. In het artikel van TIm worden juist wel veel morele begrippen gebezigd: hebzucht, dierlijke driften, oerdriften, winsthonger. Begrippen die in de agitatie mogelijk gebruikt kunnen worden, maar wetenschappelijk zijn ze van weinig belang. Ter verduidelijking van mijn visie het volgende.

Marx en socialisme.

Niet ouderwets en achterhaald, maar modern en toepasbaar. Karl Marx werd 200 jaar geleden geboren. Weinig denkers hebben zo veel invloed gehad op de loop van de geschiedenis. En zo veel invloed op de wetenschappen van filosofie, economie, sociologie en geschiedenis. En invloed, hoewel niet altijd direct en formeel, op de natuurwetenschappen. Zonder dialectiek en materialisme is moderne natuurwetenschap ondenkbaar en onmogelijk. En ondanks alle pogingen het werk van Marx als onjuist, ouderwets en achterhaald te kenschetsen duurt die invloed nog steeds voort. Zijn scherpzinnige filosofische en historische visie is verrassend verhelderend, zijn economische analyse van het toenmalige kapitalisme onovertroffen. En ook en juist in de huidige situatie actueel en bruikbaar.

De economie van het kapitalisme. 

De basis van de kapitalistische economie is de productie van ‘waren’. Een WAAR heeft gebruikswaarde: het is nuttig voor de bevrediging van een menselijke behoefte. Een waar heeft ook altijd ruilwaarde, waren van gelijke ruilwaarde kunnen tegen elkaar worden geruild. En een waar is altijd een product van arbeid. De waarde van een waar wordt dan ook bepaald door de voor de productie van die waar gebruikte (maatschappelijk noodzakelijke) arbeidstijd. Een bijzondere waar is de arbeidskracht. Het verbruik van die waar levert arbeid (lichamelijk of geestelijk) en die arbeid heeft het vermogen zelf waarde voort te brengen. Ook de waarde van de waar arbeidskracht wordt bepaald door de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd die nodig is voor de (re)productie van die arbeidskracht, de kosten van levensonderhoud. De bezitter van productiemiddelen, de ondernemer, koopt de arbeidskracht dus tegen de werkelijke waarde, maar bepaalt zelf de arbeidstijd. De werknemer produceert de waarde van zijn arbeidskracht in een bepaalde tijd (noodzakelijke arbeidstijd) en in de rest van de arbeidstijd (meerarbeid) een meerproduct: meerwaarde. De ondernemer heeft de ,macht en het recht zich dat meerproduct, die meerwaarde, toe te eigenen. “Uitbuiting” in de woorden van Marx: Geen morele maar een economische term. 

Toen Karl Marx ruim 150 jaar geleden de toenmalige kapitalistische economie analyseerde, beschreef hij ook de hier genoemde processen. Hij gebruikte andere termen. Schreef niet over werknemers, maar over arbeidersklasse of proletariaat. Niet over werkgevers, maar over kapitalistenklasse of bourgeoisie. Het verschil tussen dat wat een arbeider nodig heeft om met zijn gezin van te leven en het door hem geproduceerde, noemde Marx “meerwaarde”. Die meerwaarde ontdekte hij als bron van de winst. In een kapitalistische economie moet er voortdurend goedkoper en daardoor meer geproduceerd worden. Een onderneming die in de concurrentie niet mee kan gaat failliet. Dat geldt niet alleen voor ondernemingen, ook landen en andere economische eenheden concurreren met elkaar. 

Dit goedkoper en daardoor meer produceren leidt aan de ene kant tot welvaart en economische groei, aan de andere kant tot steeds meer problemen. De concurrentie dwingt ondernemers hun productie steeds nog winstgevend te houden door op loonkosten te bezuinigen: langere werktijden, loonsverlaging, minder vakantie enz. En vooral ook door modernisering van de arbeid: mechanisering, automatisering, robotisering. 

Maar juist door die modernisering van arbeid daalt de winst. Want alleen menselijke arbeid heeft het vermogen meerwaarde te scheppen. Bij de productie van machines, computers, automaten en robots zelf wordt wel meerwaarde gerealiseerd en winst gemaakt. Maar als machines, automaten en robots worden ingeschakeld bij de productie van andere producten, dragen zij slechts de in hun productie vastgelegde waarde over aan die producten. 

Als machines menselijke arbeid overbodig maken, daalt de meerwaarde en ook de winst. Machines maken de arbeid productiever. En ze maken een deel van de arbeid overbodig. Ze produceren wel waarde (ze dragen waarde over), maar geen meerwaarde. Dat proces zorgt in eerste instantie wel voor hogere productie, vooruitgang en welvaart. In de aanvang ontwikkelt een kapitalistisch economisch systeem zich razendsnel, met groeicijfers van wel tien procent of meer per jaar. Gedwongen door de concurrentie moet er steeds goedkoper en daardoor meer geproduceerd worden. 

Die in het kapitalisme noodzakelijke en onvermijdelijke economische groei leidt ook tot grote problemen op het gebied van natuur, milieu en klimaat. De huidige klimaatcrisis is vooral een economische crisis, een crisis van het kapitalisme. De door de concurrentie economisch noodzakelijke en onvermijdelijke groei leidt samen met achterblijvende lonen en salarissen, tot stagnerende koopkracht. En tot toenemende ongelijkheid in rijkdom en vermogen. Ook doordat er voor de in de bloeiperiode opgehoopte kapitalen te weinig investeringskansen zijn. De door technologische vooruitgang overbodig geworden werknemers ontvangen geen loon of salaris meer (en lagere uitkeringen) en kunnen de grotere hoeveelheid goederen niet meer kopen. Er wordt meer geproduceerd, maar minder geconsumeerd. Dalende winsten, stagnerende economische groei, overproductie, onderconsumptie, kapitaaloverschot, daling van koopkracht. En regelmatig voorkomende crises en depressies. Plus schade aan natuur en milieu.

Ongelijkheid. 

De historicus Bas van Bavel toont in zijn boek ‘De onzichtbare hand’ overduidelijk aan dat markteconomie en concurrentie op termijn geen zekere basis zijn voor welvaart en democratie. Hij toont aan dat ook in voorafgaande samenlevingen marktwerking en concurrentie oorspronkelijk welvaart en vooruitgang brachten. Maar na verloop van tijd begon de economie te stagneren. De investeringen verminderden, de ongelijkheid nam toe, de economie belandde in een neergaande cyclus, de bloeitijd van die samenlevingen was voorbij. De tegenwoordige kapitalistische samenleving beweegt zich mogelijk in die zelfde noodlottige richting. De concentratie van kapitaal, zoals Marx dat beschrijft, is sinds de negentiende eeuw voortdurend toegenomen, zoals ook Piketty heeft aangetoond. Ongeveer 150 van de grootste internationale ondernemingen beheren 40 procent van de wereldeconomie. De 750 grootsten zelfs 80 procent. De 100 allergrootsten hebben samen een omzet die groter is dan het bruto binnenlands product van 120 landen. En het aantal werknemers dat loon of salaris ontvangt is in de afgelopen 25 jaar in de hele wereld gegroeid met anderhalf miljard. Ook in Nederland zien we deze ontwikkelingen: De winst van beursfondsen is in vijf jaar verdubbeld van 33 naar 66 miljard. Van alle bedrijven in Nederland samen groeide de winst een kwart tot 290 miljard. De bedrijfswinsten groeien al jaren vele malen sneller dan het aantal banen of de loonsom. Het deel van het nationaal inkomen dat naar de beleggers gaat stijgt van jaar tot jaar. Het deel van het nationaal inkomen dat naar de werknemers gaat daalt van jaar tot jaar. Het aandeel van de factor arbeid in het nationaal inkomen is gedaald van 92 procent in 1977 naar 73 procent in 2018. In de jaren 1965 tot 1975 was de vennootschapsbelasting 45 tot 48 procent van de winst, in 2020 is dat 20 tot 25 procent. Of nog lager. Bij de meeste bedrijven loopt de werkgelegenheid terug.

Winstvoet. 

Een eerste verklaring voor de crisis in het kapitalisme is te vinden in de wet van de tendentiële daling van de winstvoet als gevolg van de veranderende verhouding tussen constant en variabel kapitaal, tussen kapitaal geïnvesteerd in machines en grondstoffen en kapitaal geïnvesteerd in arbeid. Als gevolg van die dalende winsten stagneren de investeringen en de kapitaalsaccumulatie. Juist de technologische vooruitgang in het kapitalisme is op langere termijn de oorzaak van stilstand en stagnatie. Deze tendens is de verklaring voor de grote en diepgaande crises in de geschiedenis van het kapitalisme. In combinatie met de spanning tussen overproductie en onderconsumptie. Enerzijds de neiging tot onbeperkte productie, anderzijds de neiging tot beperking van de lonen en salarissen. Ondernemers proberen de lonen zo laag mogelijk te houden waardoor de vraag naar consumptiegoederen achterblijft. Er is een stapeling van onverkochte goederen waardoor de winsten dalen en de investeringen in productiemiddelen afnemen. Als verklaring voor de neergang na hoogconjunctuur wordt ook wel het verschijnsel van overaccumulatie genoemd. Door de toename van de exploitatie van de arbeidskracht, de groei van de meerwaarde, wordt er zo veel kapitaal geaccumuleerd dat dat kapitaal niet meer winstgevend geïnvesteerd kan worden. Juist ook door de dalende consumptie in die situatie, de verminderde koopkracht. In andere omstandigheden kan de exploitatie juist weer verminderen, de werkende klassen zijn strijdbaar en goed georganiseerd, waardoor ook dan de winsten dalen en de investeringen afnemen. De meeste marxistische economen staan op het standpunt dat de directe aanleiding tot de economische crisis vanaf 2008 (en van de huidige crisis in 2021!) gezocht moet worden in de financiële economie. Het is daarbij de vraag of de financiële crisis een diepere oorzaak heeft in de reële productieve economie of een autonoom karakter heeft. Met daarbij de overtuiging dat de grenzen tussen die twee nooit absoluut kunnen zijn. Anderen wijzen op het ontstaan van een financieel-industrieel complex, waarbij industriële ondernemingen in toenemende mate meer financiële dan productieve activiteiten ontplooien. Hetgeen weer leidt tot nieuwe crisisverschijnselen in de reële productieve economie. Dit laatste wordt natuurlijk volop gestimuleerd door de “injectie” van de ECB van bijna 2000 miljard (!) Euro.

Na de “gouden jaren” 1965-1975. 

De huidige structurele problemen van de kapitalistische economie gaan terug tot het einde van de naoorlogse groei in de jaren zeventig. De tegenstrijdigheid in de kapitalistische economie in deze periode manifesteert zich dan vooral als een over-accumulatie van kapitaal. Dat is een groeiende tendens om meer meerwaarde te produceren dan er winstgevend geïnvesteerd kan worden. Deze winstencrisis leidde tot een zoektocht naar nieuwe investeringsgebieden: in de verzelfstandiging/privatisering van grote delen van de publieke sector in veel landen, zoals onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer, sociale huisvesting, sociale zekerheid. De winstencrisis leidde tot een toenemende financialisering van het systeem met een steeds grotere rol voor de banken en een enorme uitbreiding van de kredietverlening. Gevolg was een enorme schuldengroei, met een wereldwijde schuld, die nu drie maal zo groot is als het bruto product op wereldschaal. Kapitaal is altijd op zoek naar nieuwe mogelijkheden om te investeren. Momenteel zien we dat in de technologiesector. Die kapitaalstroom is een zet in de internationale concurrentiestrijd, maar heeft ook kenmerken van speculatie, met het gevaar van zeepbellen. En zoals gezegd er is nog een groter gevaar: juist modernisering en vervanging van arbeidskracht door verdere technologische ontwikkeling is een bedreiging voor de winsten en op termijn een oorzaak van stilstand en stagnatie. Dit alles is, zoals gezegd de achtergrond van het neoliberale beleid om nieuwe gebieden onder de werking van de markt te brengen en publieke diensten meer en meer te privatiseren of te verzelfstandigen. Er zit ook nog een tweede kant aan dat kredietsysteem. Door de overproductie en de dreigende onderconsumptie is er bij de consumenten met hun relatief (en vaak ook absoluut) dalende inkomens onvoldoende mogelijkheid de door de werknemers geproduceerde goederen aan te schaffen. Als oplossing worden die consumenten ertoe verleid en verplicht om veel op krediet te kopen: huizen, auto’s, huishoudelijke apparatuur enz. Ook dat was en is een onderdeel van de ‘kredietcrisis’. Beide kanten van die crisis manifesteren zich in Amerika, maar ook Groot-Brittannië en Europa ontkomen er niet aan. China en andere goedkoop producerende landen ondervinden er de gevolgen van. Verhoging van de lonen om zo de consumptie te stimuleren is onmogelijk, want dat leidt ook in het kapitalistische China tot vermindering van de meerwaarde en tot daling van de winsten. Zo is de cirkel rond en dreigt de kapitalistische economie de wereld in een economische crisis te storten. Met in het verlengde daarvan een sociale crisis, een klimaatcrisis en een veiligheidscrisis.

Natuur, milieu en klimaat.

De zorgen van de Club van Rome, vijftig jaar geleden, waren zeer terecht, maar ook die club verwachtte dat de menselijke Rede, het gezonde verstand, in staat zou zijn die zorgen weg te nemen en de problemen op te lossen. Zoals ook heden ten dage goedwillende idealisten de oplossing voor het klimaat zien in verstandig en verantwoord gedrag: minder vlees eten, minder auto rijden, niet vliegen, minder consumeren. Minder economische groei. Sympathiek en goed bedoeld, maar geen rationele oplossing. Daar tegenover staat dan weer een stroming die oplossingen bedenkt op basis van nieuwe moderne technologie, hopend op de menselijke Rede en het menselijk vernuft. Volop vertrouwen in de technologie. En tegelijk nieuwe investerings- en winstkansen ontdekken in de klimaat- en natuurbescherming: wind- en zonne-energie, elektrisch vervoer, hogere zeeweringen en rivierdijken, nieuwe verzekeringsvormen, bodemsanering, CO2-opvang, plastic-recycling, afvalverwerking enz. Dus juist nog weer meer economische groei. Maar ook voor al die productie zal door de concurrentie voortdurend naar winst gestreefd moeten worden, met alle te verwachten problemen van overproductie, onderconsumptie, winstdaling, over-accumulatie, gebrek aan winstgevende investeringsmogelijkheden. En tenslotte vormt het systeem van concurrentie en winst een steeds sterkere rem op de verdere ontwikkeling van de technologie en van de maatschappelijke ontwikkeling. Zoals in het beroemde citaat van Marx: “Op een bepaalde trap van hun ontwikkeling raken de materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met de bestaande productieverhoudingen, of, wat slechts een juridische uitdrukking voor hetzelfde is, met de eigendomsverhoudingen, waarin zij zich tot dusver hadden bewogen. Van vormen waarin de productiekrachten tot ontwikkeling kwamen, slaan deze verhoudingen in ketenen daarvan om”.

De Club van Rome, de goedwillende idealisten en de technologieprofeten realiseerden en realiseren zich niet dat een systeem dat gebaseerd is op winst en concurrentie (kapitalisme!) onvermijdelijk en onontkoombaar moet leiden tot onbeperkte onvermijdelijke en onontkoombare economische groei. En tot onvermijdelijke verwoesting van natuur, milieu en klimaat. De grote energiereuzen (steenkool, olie en gas) veroorzaken het grootste deel van de uitstoot van CO2. Zij hebben een marktwaarde van 4000 miljard dollar en maken miljarden winst. De concurrentie dwingt met dit proces door te gaan.

Uitweg.

Over de uitweg uit de huidige crisis kan maar in zeer algemene termen gesproken en geschreven worden. Zonder met een blauwdruk voor een andere maatschappij te komen en zonder spitsvondige discussies over de precieze inrichting van die maatschappij. Het gaat er veel meer om te doorgronden waardoor de kapitalistische ordening van de maatschappij, met het individueel eigenbelang als leidend principe in de economie en met de daarmee samenhangende ondernemingsgewijze productie, de markt, de concurrentie en de winst, door de ontwikkeling achterhaald is. En plaats moet maken voor een nieuwe maatschappelijke ordening. Die kunnen we “socialisme” noemen. Met een rationele planning van de economische productie en consumptie in plaats van de chaotische gang van zaken in de winsteconomie. Met de nadruk op gemeenschapszin, samenwerking en solidariteit in plaats van op individueel eigenbelang. Met een visie op de samenleving die mensen maatschappelijk inspireert, actief maakt en vertrouwen geeft voor de toekomst. In een menswaardige samenleving kan de macht over grote bedrijven en instellingen niet berusten bij een kleine groep machthebbers. Zonder enige vorm van eigendom en beslissingsrecht voor de grote meerderheid. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar toch moet men zich voortdurend afvragen wat eigendom en beslissingsrecht is. Vroeger werd daar altijd op geantwoord in termen van nationalisatie en staatseigendom van de productiemiddelen. De vraag is of dat voor de tegenwoordige tijd nog een oplossing is. Maar het gaat in ieder geval om verandering in de machts- en eigendomsverhoudingen. Mensen hechten veel waarde aan eigen ontwikkeling, persoonlijke belangen en individuele vrijheid. Hoe verhoudt zich dat met een socialistische toekomstvisie? Socialisme kan niet bestaan zonder individuele vrijheid, slechts beperkt door de overweging dat vrijheid voor de één nooit ten koste mag gaan van de vrijheid van anderen. Socialisme is onbestaanbaar zonder zeer vergaande garanties voor en bescherming van mensenrechten. En zonder bescherming tegen willekeur en corruptie is socialisme geen socialisme.

Nogmaals het beroemde citaat van Marx:

“Op een bepaalde trap van hun ontwikkeling raken de materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met de bestaande productieverhoudingen, of, wat slechts een juridische uitdrukking voor hetzelfde is, met de eigendomsverhoudingen, waarin zij zich tot dusver hadden bewogen. Van vormen waarin de productiekrachten tot ontwikkeling kwamen, slaan deze verhoudingen in ketenen daarvan om”.

Wanneer die bepaalde trap bereikt zal worden is niet te voorspellen. Zeker is wel dat op dat moment de verandering in socialistische richting alleen kan plaatsvinden als een bewuste en goed georganiseerde arbeidersbeweging die verandering kan afdwingen. Op dat gebied liggen de taken van tegenwoordige socialisten.


Het Communistisch Platform verschaft kameraden uit alle hoeken van de socialistische beweging de mogelijkheid van communisme.nu gebruik te maken om discussie te voeren. Tenzij anders vermeld zijn gepubliceerde artikelen en brieven daarom niet per se representatief voor de opvattingen van het Communistisch Platform.

  1. https://communisme.nu/artikelen/2021/12/21/groenlinks-en-kapitalismekritiek/

Auteur