Het socialistisch credo
Het socialistisch credo

Het socialistisch credo

Afgelopen maand publiceerde een aantal kameraden een manifest voor de koers van de SP voor de komende periode. Richard Hoogstraten en Rogier Specht menen dat het manifest meer vragen oproept dan dat het beantwoordt. 

Het verschijnen van een manifest van de hand van Daan Brandenbarg en een aantal andere partij-prominenten is de laatste ontwikkeling in een oplopend debat rondom de koers van de partij. Steeds meer delen van de partij roeren zich in de discussie die is uitgebarsten in de nasleep van de Europese verkiezingen, en het opeenvolgende aftreden van Meyer. Waar ooit een – schijnbaar-  stalen discipline heerste, kiezen steeds meer leden ervoor hun mening over de koers openlijk te communiceren naar bredere lagen van de partij. 

‘De Groep’ die zich aanvankelijk organiseerde rondom, voornamelijk, het migratiestandpunt van de partij trapte deze ontwikkeling af. Het schijnt dat de vrees voor een openlijke oppositie ertoe geleid heeft dat ook degenen die grotendeels de partijkoers verdedigen met een publicatie zijn gekomen. Hoe moeten wij ons hiertegen verhouden?

Het is een goede ontwikkeling dat steeds meer groepen in de partij zich openlijk durven te roeren in de discussie. Waar eerst De Groep werd beschuldigd van heimelijk opereren buiten de partijstructuren om, is met dit manifest eigenlijk hetzelfde gedaan, wat een mogelijke heksenjacht op De Groep delegitimeert. Zo was de hevigste kritiek op De Groep namelijk dat zij zich als ‘factie’ buiten de partij om organiseerden, en dat dit schadelijk is voor de SP. Dat leden betrokken bij deze groep mogelijkerwijs door het partijbestuur aangesproken worden, of zelfs geroyeerd, is geen vreemde voorspelling. In het verleden hebben dit soort heksenjachten op factievorming, of onder de noemer ‘dubbellidmaatschap’, ook plaatsgevonden binnen de SP.  Als Communistisch Platform staan wij voor het recht om politieke strijd in de partij te kunnen organiseren en verwelkomen we daarom de ontwikkeling dat fracties in de partij zich openlijk in het debat mengen.

Daarbij kan de kanttekening geplaatst worden dat hoewel dit manifest enerzijds leidt tot een opener – of überhaupt – discussie binnen de SP, het anderzijds nog steeds duidelijk onderdeel is van een door het partijbestuur en hun kliek afgebakende discussiecultuur. Zo is het manifest in eerste instantie alleen naar afdelingsvoorzitters gestuurd, waardoor de zogenaamde open discussie die het zou aanzwengelen aanzienlijk ingeperkt wordt. Er blijft behoefte aan een structurele manier om dit soort zaken aan de orde te brengen. 

Daan en de zijnen

Voordat de politieke inhoud aan bod komt, is het zinnig om eerst te contextualiseren wie de auteurs van dit manifest zijn en waar zij inhoudelijk vandaan komen. 

Het stuk lijkt hoofdzakelijk te zijn geschreven door Daan Brandenbarg, voorzitter van afdeling Groningen, en staat inmiddels binnen SP-kringen al gekscherend bekend als het ‘Daanifesto’. Brandenbarg heeft naam gemaakt met zijn onbuigzame houding in partijdiscussies. Het is hem niet vreemd om, op de partijraad, het lidmaatschap van zijn tegenstanders in twijfel te trekken. Ook was hij degene die op de partijraad na de statenverkiezingen van 2019 opperde dat ‘de handrem eraf mocht’.

Gezien het feit dat er geen intern gericht politieke publicaties op zijn naam staan, is het lastig om zijn politieke positie exact te bepalen. Een inschatting kan slechts gemaakt worden op basis van zijn houding op de partijraad en de koers van zijn afdeling. Daarin keert hij zich tegen de sociaaldemocraten binnen de vereniging, welke hij voornamelijk ziet als degenen die de doelen van de partij voornamelijk willen bereiken via het parlement en verkiezingen. Volgens Brandenbarg moet het parlement slechts een complementaire rol spelen in de strijd die georganiseerd moet worden door socialistische activisten. Het activisme is de basis van de SP-politiek. Daarbij horen ook stoere taal en een expliciete distantiëring van andere politieke partijen. 

Op wat nuanceverschillen na, is dit grotendeels hetzelfde verhaal waarmee Ron Meyer zich kandideerde voor het partijvoorzitterschap in 2015. De elementen daarvan zijn duidelijk terug te vinden in het manifest. Dit verhaal lijkt aanvankelijk, vanuit een socialistisch perspectief, redelijk aannemelijk. Een koers die niet berust op blind vertrouwen op het parlement, en de daarmee gepaarde expliciete distantiëring van sociaaldemocratie, en de nadruk legt op (klassen)strijd lijkt een sprong vooruit op de ‘zachtere’ koers van voor 2015. 

Juist daarom is het goed dat er met dit Manifest een eerste poging tot uitwerking van deze ideeën is. Het staat ons namelijk toe om een kritische analyse te maken op basis van concrete argumenten. Daaruit zal blijken dat er meer haken en ogen aan dit verhaal zitten dan aanvankelijk het geval lijkt te zijn. 

Verdere ondertekenaars bestaan opvallend genoeg uit partijprominenten, waaronder een tweetal wethouders, afdelingsvoorzitters, een gemeenteraadslid, oud ROOD-voorzitters en een voormalig kandidaat ROOD-voorzitter. Deze personen bevinden zich vrijwel allemaal in de vertrouwenskring van het huidig zittende partijbestuur. 

Zoals eerder al kort werd aangestipt, kan dit manifest het best gezien worden als tegenhanger van de Groep. Deze is nog niet met een eigen document naar buiten getreden, maar houdt zich steeds meer bezig met het formuleren van een alternatieve strategie op de koers van Ron Meyer. Daarbij profileert zij zich, terecht of niet, als tegenstander van de partijbureaucratie. Het sluimerende conflict tussen deze twee groepen is acuter geworden sinds de Groep na de laatste partijraad in de openbaarheid is getreden, met de voorstelling dat zij grofweg 250 leden vertegenwoordigt. 

Toch blijft het verschijnen van een manifest als dit een opmerkelijke gebeurtenis. In het verleden hield het partijbestuur namelijk een monopolie op de formulering van politieke strategie. Voorstellen werden strikt door officiële documenten en spreektijd op de partijraad aan de man gebracht. Door de opkomst van alternatieven zoals De Groep, voelen ook aanhangers van de bestaande koers zich schijnbaar genoodzaakt om buiten de officiële kaders te treden. Het zou ons niet verbazen als dit manifest een onofficiële aankondiging is van de partijvoorzitterskandidatuur van Daan Brandenbarg, hoewel een daadwerkelijke toewijding hieraan nog uitblijft. Vermoedelijk om reacties op dit stuk af te wachten. Het alternatief, dat dit politieke statement niet ondersteund wordt met een kandidatuur, zou betekenen dat de inmenging slechts met een sisser kan aflopen. 

De geloofsbelijdenis 

Van het manifest gaat een zekere soort verwarring uit. De auteurs geven aan dat het is opgebouwd uit een analyse van de huidige politieke situatie en een politiek antwoord daarop. Wanneer men vervolgens het stuk leest, blijken dit vooral loze termen te zijn. De inhoudelijke kant van de analyse en politiek is ver te zoeken. De tekst pretendeert heel veel te zeggen, maar blijft voornamelijk steken in vaagheden. Daardoor lijkt het manifest niet zo zeer te bestaan uit een analyse, maar voornamelijk de vorm aan te nemen van een soort geloofsbelijdenis; ‘onze voorzitter die in de hemel zijt, uw koninkrijk kome’. 

De auteurs strooien bijvoorbeeld rijkelijk met de term ‘kapitalisme’, maar er wordt nergens in de tekst duidelijk wat dit precies inhoudt, en verschilt in gebruik nauwelijks met de term ‘neoliberalisme’. Als klap op de vuurpijl wordt gesteld dat het ‘neoliberale kapitalisme’ sinds de jaren ‘80 hoogtij viert en inbreuk maakt op een sociale organisatie van de samenleving. Hiermee wordt bewust of onbewust geïmpliceerd dat het keynesiaanse model van de verzorgingsstaat dat daarvoor leidend was een daadwerkelijk alternatief op het kapitalisme zou zijn.  Een definitie van kapitalisme of een discussie over wat dit inhoudt gaat dus niet slechts over een woordelijke invulling, maar deze heeft daadwerkelijk invloed op de uiteindelijke analyse. 

Het gebrek aan deze analyse komt naar voren in het feit dat het verraad van de vakbond en de sociaaldemocratie als leidend wordt gezien in de winst van het kapitalisme. In de analyse die Brandenbarg en consorten maken mist het feit dat het verzorgingsstaat model ook inherent kapitalistisch was en daarmee tendensen creëerde binnen de arbeidersbeweging die het verraad van de bureaucratie van de vakbond verklaren. De laatstgenoemde was altijd afhankelijk van de gezondheid van de kapitalistische economie. Het is dan ook niet meer dan logisch dat zij oplossingen zochten voor de oliecrises van ‘73  en de opeenvolgende stagflatie. 

Het missen van een analyse over het verband tussen de bureaucratie van de arbeidersbeweging en de kapitalistische staat leidt tot een moralistische veroordeling van een zogenaamd ‘verraad’, alsof zij in eerste instantie iets vertegenwoordigden dat op het juiste pad zat, maar het door gebrek aan ruggegraat hebben opgeblazen. De analyse blijft dan steken bij een reproductie van de verhoudingen die bestonden in de jaren 70, zonder de historische omstandigheden daarvan in acht te nemen. 

Met een misvormde historische analyse, is het niet verbazingwekkend dat het uitvloeisel, de politieke antwoorden, even weinig te bieden hebben. Immers is het niet duidelijk waarop er precies een antwoord gevonden moet worden, en blijft een helder antwoord dus ook uit. Het heeft iets weg van de supercomputer ‘Deepthought’ uit de bekende sci-fi boekenserie The Hitchhikers Guide to the Galaxy, dat desgevraagd het antwoord op het leven formuleert als ‘42’, maar niet in staat is om de vraag te leveren die bij dit antwoord hoort. Het resultaat; een betekenisloos mysterie dat de mensheid radeloos achterlaat; geen snars wijzer dan toen ze begonnen. 

De strategie die in het manifest wordt uitgelegd bestaat uit drie onderdelen. Het bouwen van een (strijdbare) beweging, het winnen van kleine veranderingen op lokaal niveau en het stellen van grote eisen in het parlement. Het doel hiervan, en dus voor de auteurs de definitie van socialisme, is het realiseren van ‘zeggenschap over de eigen omgeving’. Verloren democratie moet teruggebracht worden in de maatschappij. De vraag blijft echter hoe deze strategie dit gaat bewerkstelligen. 

Dat de taak van socialisten omvat een beweging te bouwen is iets waar het merendeel van de kameraden het over eens is. Slechts een handvol sociaaldemocraten verdedigt een puur parlementarisme. De vraag is wat voor vorm die beweging moet aannemen. Hoe bouwen we een strijdbare beweging, en waar strijden we dan voor? Als we een eerlijk debat voeren is het van groot belang dat we helder zijn tegen elkaar over zulke onderliggende vragen. 

Voor de auteurs lijkt het zo te zijn dat deze beweging bestaat uit kleine initiatieven. Door kleine verandering af te dwingen in de eigen omgeving kunnen we de beoogde zeggenschap winnen en een socialistisch bewustzijn bouwen. Dat klinkt in principe prachtig, maar toch steekt er iets in deze argumentatie. Het afdwingen van zeggenschap lijkt te suggeren dat er een vorm van permanente inspraak is voor de lokale bewoners. Het organiseren van lokale acties voor kleine veranderingen mondt echter slechts uit op een enkele verandering en geen structurele inspraak. Het manifest suggereert ook geen manier waarop de actie tot inspraak zou leiden naast een concrete verandering zoals verlegde stoeptegels. 

Dan blijft de vraag dus hoe de auteurs die inspraak voor zich zien? Is het organiseren van acties inspraak op zichzelf? Is de socialistische verandering een permanente campagne van kleine acties die op die manier de eigen inspraak afdwingen? Dit zou weliswaar een antwoord kunnen zijn, maar eenieder die ooit een actie traject heeft doorgelopen kan zich voorstellen dat dit niet een bijzonder efficiënte besteding van tijd en middelen is. 

Daarmee willen wij niet beweren dat het voeren van kleinschalige en lokale acties nutteloos is, maar om een verschil te maken zou het in dienst moeten staan van een permanente organisatie. Wat noodzakelijk is hiervoor is een analyse over het hoe en waarom dit nodig is. Zo kunnen deze kleine veranderingen dus nooit buiten de marge treden, en zo doet het manifest precies het tegenovergestelde van wat het wil bewerkstelligen: “[genoegen nemen met het zijn van] kleurloos links in de marge van de geschiedenis.”

Ook het socialistische bewustzijn laat vraagtekens achter. Wat betekent dat precies? Als socialisme inspraak over de eigen omgeving is zouden we misschien kunnen extrapoleren dat socialistisch bewustzijn de wens is om inspraak in de eigen omgeving te hebben. Hierboven bleek echter al dat de meeste acties helemaal niet toewerken naar inspraak. Hoe moeten mensen de wens om inspraak ontwikkelen als zij een eenmalige concrete verandering afdwingen waarbij niet wordt ingezet tot het opzetten van een alternatieve machtsstructuur? Het blijft onduidelijk hoe het één tot het ander zou moeten leiden. 

Datzelfde geldt voor de positie over het parlement. Daarin moeten, zonder te struikelen over eeuwig gepolder en compromissen, grote alternatieven worden voorgesteld. Het manifest onttrekt zich aan het noemen van voorbeelden, maar bij een eerlijke invulling zou zijn te denken aan initiatieven zoals het Nationaal Zorgfonds. Maar hoe verbindt dit zich met de lokale beweging? De auteurs beantwoorden dit door te stellen dat de parlementariërs zich moeten laten ‘informeren’ door de lokale bewegingen. Wederom blijft het manifest hiermee steken in vaagheden. Wat houdt deze informering eigenlijk in? 

Eigenlijk maken de auteurs van dit Manifest zich schuldig aan dezelfde zonde die Daniël de Groot en Roos Woud Erik Meijer verwijten [1], zij het in een iets andere vorm. Waar Meijer zich zou laten informeren door de grote sociale bewegingen zoals de milieubeweging of de anti-racisme beweging, willen de auteurs van dit manifest zich laten leiden door kleine lokale bewegingen voor losliggende stoeptegels en het aanleggen van voetbalveldjes. Zo staan de zich aftekenende facties misschien toch dichter bij elkaar dan ze willen doen voorkomen. 

Samengepakt als een strategie, blijft het manifest ook nog het antwoord schuldig hoe deze voortkomt uit de historische analyse van het neoliberale kapitalisme en het verraad van de sociaaldemocratie. Zelfs als we aannemen dat dit de oorzaken en niet symptomen van het probleem zijn, is het onduidelijk hoe deze verschilt van de oude sociaal democratie en de vergissingen die zij maakte gaat voorkomen. Het bouwen van een beweging om een verandering af te dwingen schetst geen beeld van wat met de verworven macht gedaan gaat worden. Waarom zou een verandering door lokaal activisme en grote verhalen in het parlement niet de kop ingedrukt kunnen worden door de belanghouders van het kapitalisme? 

Als de historische analyse geen rol speelt in het formuleren van een strategie, waarom bevat het manifest deze dan? Op sommige momenten lijkt het slechts de bedoeling om het ‘neoliberale kapitalisme’ op te zetten als schurk in het verhaal van de strijd voor sociale verandering. Retorisch een sterke zet, maar niet van analytische meerwaarde, waar de discussie binnen de partij zich op zou moeten baseren. 

Geen uitweg

De betekenis van het manifest is dus eigenlijk tweezijdig: enerzijds signaleert het een verschuiving in de partij, de discussie volgt niet langer straf de officiële structuren die vaak weinig ruimte bieden voor een uitgediepte discussie, en men is niet langer bang om zich te wagen aan politieke stukken zoals manifesten op basis van de verschillen in de partij. Positief hieraan is dat het de functie dient om de partijdemocratie gedeeltelijk open te breken. Dit manifest is onderdeel van de aftekenende factieverhoudingen voor het aanstaande congres in november en wellicht nog verder in de toekomst. Het verduidelijkt de politieke tegenstellingen in de partij en in die zin verwelkomen wij de publicatie van dit stuk.  

Anderzijds heeft het manifest inhoudelijk weinig te bieden. Het roept meer vragen op dan het beantwoordt en blijft steken in de modder door een gebrek aan (heldere) analyses. Principiële oppositie, de noodzaak voor een beweging en worteling in de werkende klasse zijn goede uitgangspunten, maar het ontbreekt nog aan uitdieping en duiding. Willen socialisten de werkende klasse organiseren in een emancipatiemachine die wegdoet met kapitalisme, racisme en parlementarisme, dan kunnen we juist een uitgewerkte analyse niet uit de weg gaan. 

 

Pleidooi voor Moed – een manifest

[1] Daniël de Groot en Roos Woud, Achter de beweging aan: een reactie op Erik Mijer, 28 juni 2019 https://communisme.nu/artikelen/de-partij/2019/06/28/achter-de-beweging-aan-een-reactie-op-erik-meijer/

Auteur