Richard Hoogstraten werpt een kritische blik op de partijdemocratie van de SP.
In de kolommen van deze website heeft het Communistisch Platform vaak gesteld dat het noodzakelijk is om de Socialistische Partij te democratiseren. Meer specifiek, dat wij streven naar een partij waarin de open competitie van ideeën en uitwisseling van meningen gefaciliteerd wordt. In onze stukken en artikelen wordt niet altijd duidelijk wat de exacte obstakels zijn in de partij die een meer democratische gang van zaken in de weg staan. Het is dan ook niet vreemd om van vooraanstaande leden van de partij de tegenwerping te horen ‘waarom zijn wij dan zo anti-democratisch?’ en daarbij te wijzen op de statuten van de vereniging waarin de verkiezing van bestuurders en de rol van leden organen is opgenomen. Dit artikel dient een gestructureerde uitwerking te geven van de kritiek op het democratisch proces binnen de SP. Daarin staat centraal dat de democratie van de partij gelimiteerd is en de manieren waarop een invulling van een radicale partijdemocratie geblokkeerd zijn. Wanneer we aan deze limieten raken, wordt duidelijk hoe de basis van de partijdemocratie zich binnenstebuiten keert en een anti-democratie wordt.
De structuur en haar problemen
Inhoudsopgave
Om te beginnen is het nuttig om een goed begrip te vormen van de partijstructuur om de dagelijkse politiek en de limieten van het bedrijven van politiek binnen de partij te vatten. Door de structuur te analyseren wordt het duidelijk waar conflicten ontstaan en bureaucratie grip weet te krijgen. Er zijn grofweg twee lagen van structuren binnen de partij; de nationale organisatie en de lokale organisaties. Beide zijn interessant voor onze vraagstelling, dus ze zullen beurtelings in ogenschouw genomen worden. Eerst komt de nationale partij aan bod en vervolgens de lokale afdelingen. Vervolgens hoe de problemen op beide niveaus van de organisatie overlappen en elkaar versterken.
Zoals bij de meeste politieke organisaties is de nationale partij belast met de taak sturing te geven aan het partijbeleid en campagnes die lokale grenzen overstijgen. Ze bepaalt de spelregels van de partij en of er meegedaan wordt aan verkiezingen, reguleert de lokale partijafdelingen als dat nodig is en draagt de verantwoordelijkheid voor het voorbereiden en faciliteren van partijbrede discussies. Om al deze taken te kunnen uitvoeren is de nationale partij opgesplitst in drie aparte organen.
Ten eerste de partijraad, officieel het ‘hoogste orgaan’ van de partij. Deze raad bestaat uit alle lokale voorzitters plus het partijbestuur en vertegenwoordigers van kleine partijorganen zoals de parlementaire fractie en het wetenschappelijk bureau. Dit orgaan is effectief wat in andere linkse groepen het Centraal Comité genoemd wordt. Het komt elke twee maanden bijeen om de actualiteit en voorstellen van het partijbestuur te bespreken. Al het partijbeleid moet, al is het achteraf, worden goedgekeurd door de partijraad.
Ten tweede het congres. Het congres komt minstens elke twee jaar bijeen en bestaat uit afgevaardigden van de afdelingen en het partijbestuur. Elke afdeling kan een afgevaardigde sturen voor elke vijftig leden. Het congres besluit tot veranderingen op verkiezingsprogramma’s, de partijstatuten of moties en congresstukken die door het partijbestuur zijn ingediend. Daarnaast stelt het congres de kandidatenlijst vast in het geval van parlementaire verkiezingen. Technisch gezien is het congres ook bezoldigd met het bepalen van de politieke lijn van de partij, maar deze beslissingen zijn niet bindend zoals die van de partijraad.
Ten derde is er het partijbestuur, dat bestaat uit verschillende verkozen leden en is opgesplitst in twee delen. Er is een algemeen partijbestuur, welke bestaat uit de voorzitter en de secretaris, die verkozen zijn door het partijcongres, negen algemene bestuursleden, welke direct worden verkozen door de leden en regionale vertegenwoordigers, welke door regio overleggen verkozen worden. Het algemene partijbestuur is verantwoordelijk voor het draaien van de partij en prepareert documenten en vergaderingen voor de rest van de partij. Op zijn beurt verkiest het algemene bestuur weer een dagelijks bestuur, welke effectief bestaat uit de voorzitter, secretaris en twee anderen. Zij zijn verantwoordelijk voor dagelijkse aangelegenheden en organiseren de vergaderingen van het algemene partijbestuur.
De relatie tussen deze drie instituten wordt gekenmerkt door verschillende tegenstellingen, waarvan de belangrijkste de verhouding tussen de partijraad en het congres is. In de meeste linkse organisaties, en zelfs sommige burgerlijke, telt het partijcongres als het hoogste orgaan van de vereniging en de partijraad, of een vergelijkbaar orgaan, treed op als hoogste orgaan als het congres niet in sessie is. In de gebruikelijke opstelling zou het waarnemend orgaan geen beslissingen van het congres kunnen veranderen. In de Socialistische Partij echter, is de partijraad zelf het hoogste orgaan, wat betekent dat het alle beslissingen van het congres kan overstemmen of verwerpen. Dit verandert het congres praktisch in een adviesorgaan voor de partijraad.
Er zou gezegd kunnen worden dat het verschil tussen de bevoegdheden van het congres en de partijraad voornamelijk theoretisch of tekstueel van aard is, ware het niet dat het teniet doen van congres beslissingen daadwerkelijk precedent heeft. In de nasleep van het XXII congres, dat een amendement aannam voor gratis ov voor ouderen van boven de 65, besloot de partijraad in haar eerste bijeenkomst na het congres om dit besluit weer in te trekken en er een ander beleid voor in de plaats te stellen. Het is dus duidelijk dat de sterke arm van de partij niet alleen in theorie bestaat, maar dat het partijbestuur het gebruik ervan niet schuwt.
De, al fragiele, positie van het congres is nog verder geërodeerd sinds haar laatste bijeenkomst in januari 2018 . Het partijbestuur heeft het recht om moties in te dienen door het gezamenlijk ondertekenen van tenminste 50 leden ingetrokken, welke een kans bood om discussies voorbij de grenzen van lokale afdelingen aan te dragen. Waar deze optie vroeger op de interne website van de partij geboden werd, is het in de laatste tijd weggelaten. De vraag, waarom deze mogelijkheid niet langer bestaat, per e-mail gesteld aan het partijbestuur, werd beantwoord met het officiële bericht dat deze mogelijkheid inderdaad is ingetrokken.
Een dergelijke beslissing is in directe tegenspraak met artikel 9.7 van het huishoudelijk reglement welke voorschrijft dat ‘Wijzigingsvoorstellen op congresstukken kunnen worden ingediend namens afdelingen of op persoonlijke titel. In het laatste geval dient het wijzigingsvoorstel ondertekend te zijn door tenminste 50 stemgerechtigde leden.’ Niettemin houdt het partijsecretariaat vast aan haar positie dat de regeling niet langer van kracht is wanneer zij met deze tegenstelling geconfronteerd wordt.
Dit toont zowel een centralisering van macht in de organisatie als een poging om het gecentraliseerde partijmodel te behouden. Er wordt geen reden gegeven voor het intrekken van deze regeling, maar het is gemakkelijk voor te stellen dat het toegenomen gemak van afdelingsoverstijgende communicatie door het internet aan de wortel van deze stellingname ligt. Denk eraan dat op het laatste congres, en recentelijk weer op de partijraad van maart 2019, het partijbestuur opriep tot een einde aan publieke discussie tussen kaderleden en om de discussie ‘binnen de partij’ te houden. ‘Publieke discussie’ refereert hierbij duidelijk niet alleen aan de publicatie van artikelen in de burgerlijke pers door partijprominenten, maar ook aan discussies op social media. Duidelijk voelt het partijbestuur zich, om een of andere reden, bedreigd door deze ontwikkeling, wat op weinig andere manieren kan worden uitgelegd dan de aanname dat het bestuur centrale macht en diffuse discussie probeert te behouden.
De nationale partij is echter niet de enige plaats waar discussie, zogenaamd, plaatsvindt en waar macht wordt uitgeoefend. De lokale partijafdelingen vormen de basis van dagelijkse activiteiten en zijn op verschillende manieren betrokken bij het besluitvormingsproces. De organisatie is opgesplitst in vier verschillende lichamen die allemaal een andere rol spelen.
Ten eerste vormt de basis van de meeste afdelingen een kadergroep die regelmatig bijeen komt, gebruikelijk wekelijks, en welke beslissingen neemt over praktische organisatie en taken onder zichzelf verdeelt zoals contact opnemen met nieuwe leden, flyers schrijven etc. Geen van de beslissingen die door deze groep genomen worden zijn formeel, maar de mensen waaruit deze bestaat vormen de kern van de lokale organisatie. Het lokale partijbestuur selecteert de kaderleden redelijk arbitrair en het is vaak onduidelijk wie tot deze kadergroep behoort of niet.
De ledenvergadering is een meer officieel orgaan dat onregelmatig bijeen komt om bepaalde beslissingen voor de afdeling formeel te maken. De ledenvergadering stemt voor het afdelingsbestuur, afgevaardigden naar congressen, bepaalt het lokale partijprogramma en evalueert het afdelingsbeleid. Als de actualiteit een belangrijk onderwerp opwerpt of er is een nationale verschuiving, beleidsmatig of een campagne, wordt de ledenvergadering bijeengebracht om de onderwerpen te bespreken. Alle amendementen en moties die worden ingediend voor het congres moeten eerst worden goedgekeurd door de lokale ledenvergadering van de indiener. Hierdoor vinden de meeste debatten vaak plaats op deze lokale vergaderingen in plaats van op het congres zelf. De vergaderingen worden voorgezeten door de lokale voorzitter.
Recentelijk heeft de lokale ledenvergadering een nieuwe verantwoordelijkheid gekregen. Terwijl het nationale partijbestuur vroeger enkel door het partijcongres gekozen werd, wordt een aantal bestuursleden nu direct gekozen door de vergaderingen van partijafdelingen. Hierdoor krijgen alle leden die komen opdagen een stem over de samenstelling van het partijbestuur. Deze zet lijkt voornamelijk een respons te zijn geweest op de kritiek binnen de partij op het afvaardigingssysteem, waarvan sommige leden vonden dat het een beperking was op de partijdemocratie en dat een meer direct kiesstelsel gepaster zou zijn voor een partij die zegt de democratie in het land radicaal te willen uitbreiden.
Het afdelingsbestuur, dat verkozen is door de lokale afdelingsvergadering, is verantwoordelijk voor het verzekeren dat de dagelijkse partijactiviteit wordt uitgevoerd en bestaat uit een penningmeester, secretaris en en voorzitter, plus een aantal algemene bestuursleden. Verder is het bestuur verantwoordelijk voor het organiseren van de partijkaders en het voorbereiden van de ledenvergadering. Ook vertegenwoordigd de voorzitter de afdeling op de eerder genoemde partijraad.
Voor de volledigheid is het zinnig om te benoemen dat er ook een regioconferentie is, waar de vertegenwoordigers van alle afdelingen in een bepaalde regio verzameld worden ter voorbereiding van een congres of belangrijk besluit op de partijraad. Dit lichaam heeft echter geen bevoegdheid om beslissingen te nemen en dient er enkel toe om te informeren en een eerste platform te bieden voor discussie over verschillende ideeën in de partij. De uitkomst van deze bijeenkomst wordt vaak alleen gedeeld met afgevaardigden voor het congres dat later plaatsvindt, en de vertegenwoordigers van de twee organen overlappen vaak. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de regioconferenties berucht zijn om hun ineffectiviteit en zeer onpopulair zijn onder de leden. Afdelingen hebben vaak moeite om genoeg afgevaardigden te vinden voor een regioconferentie.
Terwijl er op het eerste gezicht weinig mis lijkt met het model dat hierboven beschreven wordt, zijn er een aantal problemen waar het in de praktijk tegenaan loopt. De meeste hiervan draaien om de rol van de lokale ledenvergadering. De verbinding van deze lokale vergadering met het nationale besluitvormingsproces is om twee redenen problematisch.
Ten eerste omdat de lokale afdeling op nationaal niveau wordt vertegenwoordigd door de lokale partijvoorzitter, die de bijeenkomsten van de partijraad bijwoont. Dit betekent effectief dat een onderwerp op de agenda krijgen, of een argument aan de partijraad presenteren, gelijk staat aan het proberen de lokale voorzitter van dit standpunt te overtuigen en vervolgens te bidden dat hij of zij in staat is om deze accuraat te vertegenwoordigen. Het probleem wordt alleen nog maar ingewikkelder door het feit dat de beslissingen van de partijraad, officieel, niet kunnen worden veranderd door het congres, waardoor er een hoop macht geconcentreerd wordt in de handen van lokale partijvoorzitters die niet eens kunnen worden vertrouwd om over de nodige verbale capaciteiten te beschikken. Het is nagenoeg onmogelijk om de politieke argumentatie, positie en uitvoering van deze vertegenwoordigers op de partijraad te controleren. Dan rijst de vraag: welke macht heeft de lokale ledenvergadering daadwerkelijk over zijn voorzitter? Het heeft er alle schijn naar dat dit zeer weinig is.
Ten tweede omdat alle amendementen en moties voor het congres eerst door de lokale ledenvergadering moeten worden aangenomen. Dit maakt het ongelofelijk ingewikkeld om brede steun te vinden voor politieke standpunten die in meer of mindere mate verwijderd zijn van het officiële standpunt van het partijleiderschap. Zelfs als een amendement in een lokale afdeling wordt aangenomen is er niet de kans om het argument aan de rest van de partij te presenteren. Dit betekent dat vergelijkbare moties niet worden doorgespeeld en besproken in andere afdelingsvergaderingen en de eerste kans om het met andere kameraden te bespreken op het ineffectieve regio overleg is, waarvan de vertegenwoordigers misschien niet eens op het congres aanwezig zijn en dus geen besluitkracht hebben. De volgende mogelijkheid is pas op het partijcongres waar de spreektermijnen, met geluk, tot vijf minuten beperkt zijn en waarvoor je toestemming nodig hebt van de lokale partijvoorzitter.
Kortom, het is vrijwel onmogelijk om te proberen een breder publiek te vinden binnen de partij buiten de eigen lokale partijafdeling. Dit leidt tot lastige situaties als het aankomt op bijvoorbeeld de politieke samenstelling van verschillende afdelingen. Wat als een afdeling een motie om de ene of andere reden verwerpt, maar het argument zelf sterke navolging vindt in de bredere lagen van de partijleden? Aan de andere kant, als de motie wordt geaccepteerd bestaat er niet de kans om deze effectief genoeg te beargumenteren voor andere kameraden om het serieus in acht te nemen.
Een voor de hand liggende oplossing zou zijn om op eigen houtje contact te leggen met kameraden in andere afdelingen en te proberen moties en amendementen te coördineren. Dit gebeurt ook in beperkte mate, maar is sterk afhankelijk van de kracht van persoonlijke netwerken. Daarnaast wordt er in de partijcultuur sterk neergekeken op al te sterke communicatie tussen leden van verschillende afdelingen, wat al snel van de hand wordt gedaan als factionalisme. Effectief worden leden gelimiteerd tot debat en discussie binnen de eigen ledenvergadering, welke zelfs gelimiteerd is in de mogelijkheid om de eigen delegatie te controleren.
De zich nestelende partijbureaucratie
Hoewel de problemen van delegatie en de officiële partijbesluitvorming reëel zijn, is de machteloosheid van de officiële organen niet het diepste probleem waar de partijorganisatie mee kampt. De partij wordt ook geconfronteerd met een serieuze uitdaging van bureaucratisering, waarbij een kleine groep partijbeambten het grootste gedeelte van de beslissingen neemt buiten de officiële structuren om en hun eigen kandidaten stelt voor belangrijke partijposities waarmee ze een strakke grip houden over de machtsposities. Tegelijkertijd onttrekken zij zich aan verantwoording richting de leden. De hoge mate van centralisering van macht in de partij wordt gecombineerd met een monopolisering van verkozen posities door een selecte groep partijbeambten. Met andere woorden, de reproductie van de partijbureaucratie omzeilt de, hoe zwak die ook mogen zijn, bestaande democratische structuren.
De onderliggende reden voor het partijleiderschap om een professionele bureaucratie te produceren is haar wantrouwen tegenover buitenstaanders. De politieke wetenschapper Voerman beargumenteerde in 2015 dat de recruteringsstrategie van de SP voor parlementsleden eruit bestaat toenadering te zoeken tot mensen die in de persoonlijke sferen van het partijleiderschap verkeren. Dit betekent dat potentiële kamerleden worden gezocht binnen parlementaire medewerkers of mensen die al andere bestuursfuncties binnen de partij bekleedden. Er is dus weinig inzet om te zoeken naar politiek talent buiten het uiterst persoonlijke netwerk van partijbestuurders. Het is het partijkantoor ‘de Moed’ dat niet alleen het kloppende hart van het partij-activisme vormt, maar ook van de partijbureaucratie. Wat er besproken of gefluisterd wordt in de wandelgangen van dit gebouw, is wat later wordt uitgevoerd in de partijafdelingen, de jongerenvereniging en zelfs op het congres.
Het huidige partijbestuur werd verkozen op het congres voor de parlementsverkiezingen van 2017 in februari van dat jaar. Het illustreert exact de typische compositie van besturen zoals omschreven door Voerman; negen van de elf direct verkozen partijbestuurders zijn volledig van de partij afhankelijk voor hun inkomen. Thijs Coppus is de aangestelde penningmeester en assistent van een partijfractie in de provinciale staten, waardoor hij vrijgesteld wordt van het parttime karakter van bestuurswerk. Daarnaast zijn vier van de partijbestuurders parlementsleden, wiens lonen direct via de partij geregeld worden. Hans Boerwinkel werkt full-time als parlementair medewerker, wat hem direct op de loonlijst van de partij plaatst. Nog twee anderen werken voor het mediateam en het scholingsteam. Als laatste is Arnout Hoekstra lijsttrekker voor de Europese verkiezingen en werkte hij daarvoor als wethouder in Vlaardingen.
Bij de drie overgebleven leden zijn twee kanttekeningen te plaatsen. Arjen Vliegenthart is nu nibud voorzitter, en was voor de eerste helft van zijn termijn wethouder in Amsterdam, maar verloor deze positie door de slechte resultaten bij de gemeenteraadsverkiezing. Daarnaast werkte Rosita van Gijlswijk part-time als gemeenteraadslid voor de partij in Groningen voor de helft van haar termijn als bestuurder.
De eigenaardige strategie van de partij om bestuursposities, kamerleden en partijmedewerkers te vervlechten leidt tot de paradoxale situatie waarin mensen zowel in dienst zijn van de partij als bezoldigd met de taak om de partijvoorzitter te controleren, die elk jaar over de arbeidsregelingen van de partij beslist. Natuurlijk is daarmee niet meteen gezegd dat het partijbestuur noodzakelijk corrupt is, of dat de voorzitter zijn macht gebruikt om andere bestuursleden onder druk te zetten, maar de potentie hiervoor is zeker aanwezig en zou elke oprechte democraat op de zenuwen moeten werken. Hierin wordt de zorgelijkheid van alle constructies zoals deze gevat. Het is niet dat de problematische verhouding noodzakelijk wordt opgevolgd, maar het is een erosie van de formele democratische procedures. Evenzeer schuwt, zoals hierboven beschreven, het partijbestuur niet om de positie van de partijraad in zetten voor de eigen politieke agenda en het is dus niet onredelijk om aan te nemen dat dit niet voor de gebrekkige verhouding tot de partijvoorzitter geldt als het er op aan komt.
Binnen de partij blijkt een leemte aan bewustzijn over het conflicterende karakter van deze twee verhoudingen. Het onderwerp komt nauwelijks ter tafel omdat partijleden simpelweg niet op de hoogte zijn van het bestaan ervan, ondanks dat het voorkomt in verschillende publicaties over de Socialistische Partij en het een van de kritieken is die de liberale fractie, die nu grotendeels verslagen is, aandroeg tegen de partij. Wanneer de gewone leden van de organisatie dit probleem niet erkennen, legitimeert het het tegenargument van het partijbestuur dat er geen sprake is van machtsmisbruik en dat de verstrikkingen een natuurlijk neveneffect zijn van het aanstellen van de meest capabele mensen in de partij op belangrijke posities. Als de verhouding zo problematisch is, waarom klagen leden er dan niet over? Hoewel de meeste leden wel degelijk tegen problemen van democratie aanlopen, blijven de meeste klachten beperkt tot een vage notie van onrechtvaardigheid. Om het voorliggende probleem aan te pakken is het niet alleen nodig om er gelijk over te hebben, maar moet er ook een manier gevonden worden om het kader effectief te informeren over deze problemen en hen te helpen een eigen kritiek te formuleren op het democratisch proces. Dit proces is niet zo makkelijk als het klinkt, het wordt immers gecompliceerd door de beperkingen op afdelingsoverstijgende discussie zoals eerder in dit artikel genoemd werd. Het vinden van manieren om dit te omzeilen blijft een proces van vallen en opstaan.
Nog een laag toevoegend aan de kritiek op het partijbestuur, is het erg onduidelijk in hoeverre de bestuursleden de voorzitter ook daadwerkelijk controleren. Er is geen interne rapportering van de bestuursvergaderingen die inzichtelijk is voor leden, waardoor het onmogelijk is om te zeggen wie welke positie inneemt over welke zaken. Hiermee wordt het comité effectief gedepolitiseerd. Dit compliceert de mogelijke tegenwerping dat de voorzitter zijn machtspositie niet misbruikt op twee manieren. Ten eerste, omdat er geen notulen zijn tasten leden volledig in het duister als het op de verdeling van stemmen aankomt, als er überhaupt al gestemd wordt, of wie voorstellen doet en wie daar effectief voor of tegen weet te argumenteren. Er is dus geen manier om te weten of de voorzitter gecontroleerd wordt, of er wel een procedure is voor het ‘controleren’ van de voorzitter, of het bestuur meer functioneert als een informele verzameling individuen. Omgekeerd hebben we ook geen idee wat voor soort druk de voorzitter uitoefent op zijn bestuursleden om zijn kant van de discussie te zien. Ten tweede is het onmogelijk voor kandidaten om op een politiek platform te staan. Als de kandidaten hun politieke ideeën in eerste instantie al konden presenteren, wat nu beperkt is tot 50-75 woorden op een pre-congres supplement, blijft het onmogelijk om na te gaan in hoeverre ze vasthielden aan hun denkbeelden of in staat waren deze te implementeren. De partij zou kunnen zeggen dat de voorgedragen kameraden het meest competent zijn, maar hoe weten we dat dit waar is? Als we niet weten welke campagnes of initiatieven ze gevoerd hebben, welke taken ze op zich namen en wat de resultaten waren, hoe moeten we dan hun competentie beoordelen? Feitelijk is het zo dat er geen manier is voor individuele kandidaten om een helder beeld van hun prestaties en competenties over te brengen op de leden.
Onderwerp de bureaucraten
Het probleem van de bureaucratisering van politieke partijen is niet uniek aan de SP. De Duitse politicoloog Robert Michels wees al in de eerste helft van de vorige eeuw op anti-democratische ontwikkelingen in politieke partijen. Daarbij stelde hij de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland (SPD) als voorbeeld. Hoewel de partij was ontstaan vanuit een sterke grassroots beweging, kregen betaalde, hoogopgeleide partijleden en kaderleden van de partij een steeds sterkere grip op het bestuurlijke apparaat. Uiteindelijk stonden de leden van de partij feitelijk buitenspel en werden alle belangrijke beslissingen door een kleine elite voorgekauwd. Dit noemde Michels de ijzeren wet van oligarchie. Volgens hem was deze tendens onvermijdelijk en in alle vormen van politieke organisatie aanwezig. Democratie zou altijd verworden tot schijn-democratie. Voor hem zou dit inzicht later aanleiding zijn om openlijk het fascisme te omarmen.
Voor communisten is dit een onbevredigend antwoord. Als elke beweging gedoemd is om in oligarchie te vervallen, is de onafhankelijke organisatie van de arbeidersklasse, laat staan maatschappelijk bestuur door het proletariaat, een onmogelijke taak. In plaats daarvan ligt een meer optimistisch alternatief voor handen. In zijn Staat en Revolutie bepleit Lenin dat in een proletarische staat, alle bureaucraten en beambten zich direct moeten verantwoorden aan de bevolking, door de mogelijkheid van onmiddellijke herroepbaarheid van hun positie en de verplichting zich zeer regelmatig te verantwoorden. Het aan banden leggen van belangrijke posities door verkiesbaarheid, herroepbaarheid en verantwoording moet de ergste kwalen van bureaucratisering voorkomen. Hetzelfde principe kan ook worden toegepast op communistische organisatie. Wil men voorkomen in een Michels-achtig cynisme te vervallen, dan moet de strengste controle worden toegepast op alle belangrijke posities. Daarnaast moet een zo groot mogelijk deel van de leden betrokken worden bij het interne debat van de partij om die controle uit te voeren. De macht van de ‘rank-and-file’ vormt de hoeksteen van een gezonde politieke organisatie.
Kortom, er is een probleem van verantwoording binnen de Socialistische Partij. Niet alleen verantwoordt het partijbestuur zich nauwelijks tegenover de leden, op hun beurt zijn de leden slecht op de hoogte van waar de wortels van dit probleem liggen. Dit resulteert in een situatie waarin middelen om het bestuur te controleren niet voor de hand liggen, maar leden weten ook niet zeker wat ze moeten controleren met de middelen die ze wel hebben. Dit zijn de omstandigheden die bureaucratisering toestaan; waarbij partijbureaucraten het bestuurlijk apparaat vastgrijpen en zichzelf reproduceren door binnen hun eigen cirkel van collega’s en kennissen te rekruteren. Zo wordt duidelijk hoe de tekstuele gaten in de partijstatuten onduidelijke bevoegdheden voor centrale organen creëren en het beperken van het interne debat dat inherent is aan de organisatiestructuur de weg vrijmaakt voor de overname door bureaucratie; partijleden weten zelf niet hoe het bestuur te controleren en welke middelen ze hebben om dat te doen.
Er ligt dus een belangrijke taak voor alle, op klasse gerichte, leden van de Socialistische Partij. Om de structurele problemen en bureaucratisering van de partij teniet te doen, moeten de leden worden gemobiliseerd. Alleen door te strijden voor een open, transparante partijdemocratie kan de partij een vehikel worden voor socialistische verandering in de samenleving. De eerste stap daarin is het betrekken en informeren van leden bij de bestaande middelen, en waar nodig eigen middelen te scheppen door middel van organisatie. Daarna; win de strijd om de partij democratie!