Het onvoorwaardelijk basisinkomen is een populair idee geworden. Naar aanleiding van het debat over dit inkomen, besprak onze leesgroep twee teksten van Daniel Zamora Vargas, een socioloog uit Brussel, die in Nederlandse vertaling in Marxistische Studies (IMAST) zijn verschenen, een publicatie en studiegroep van de Belgische PVDA. De teksten van Vargas zijn interessant aangezien ze een socialistische kritiek vormen op het idee van het basisinkomen.
Het basisinkomen is nochtans een relatief populair gegeven in de linkerzijde. Dat een onderzoeker verbonden aan de PVDA waarschuwingen formuleert die de linkerzijde moeten behoeden van mee te stappen in wat de auteur een “triomf van het neoliberalisme” noemt, maakt beide teksten een goed vertrekpunt voor een discussie, gezien de grote hoeveelheid teksten die ter linkerzijde reeds bestaan over de voordelen van het basisinkomen.
In “Basisinkomen voor iedereen?” tackelt Vargas de bewering van voorstanders van het basisinkomen dat het een haalbare kaart is om iedereen een degelijk basisinkomen te garanderen. In “Het basisinkomen en de strijd tegen ongelijkheid” bekritiseert de auteur de bewering dat het basisinkomen enkele structurele problemen van het kapitalisme kan ontmijnen. In “Basisinkomen voor iedereen?” formuleert Vargas naast enkele kritische vragen ook een conclusie:
“De populariteit van het basisinkomen is in werkelijkheid kenschetsend voor de triomf van de neoliberale ideologie. Een ideologie die het vertikt om in om het even welk sociaal beleid de bestaande ongelijkheden tot een centraal thema te maken van onze democratieën. In de grond gaat het om een strijd, een illusoire strijd, tegen de armoede zonder serieus de ongelijkheid te bestrijden.”
En:
“Wat we vandaag nodig hebben is dus niet een basisinkomen, maar een uitbreiding van onze sociale zekerheid. Langs alle kanten aangevallen, moeten we haar versterken en niet vernietigen. Het stelsel van het basisinkomen heeft immers niet het monopolie op de individualisering van de rechten en het van elkaar loskoppelen van inkomen en arbeid (denk aan de pensioenen, aan de werkloosheid…). We moeten bestaande leemtes in deze rechten natuurlijk ernstig nemen en opkomen voor de individualisering van de sociale rechten, voor het optrekken van sociale minima tot het niveau van de armoedegrens en voor de versterking van het collectief karakter van ons stelsel.”
Soortgelijke conclusie vinden we terug in “Het basisinkomen en de strijd tegen ongelijkheid”. Daarin worden de beweringen met betrekking tot de strijd tegen ongelijkheid en armoede verder uitgewerkt. Dat beide artikels sterk op elkaar lijken, heeft er vast mee te maken dat de auteur gevraagd werd om nogmaals zijn bevindingen te herformuleren nadat een jaar na publicatie van de eerste tekst bleek dat het thema actueel bleef.
Uit de discussie die onze leesgroep heeft gevoerd, blijkt dat we het in grote lijnen eens zijn met de kritiek van Vargas op de haalbaarheid van dit idee en de kapitalistische achtergrond (zowel ideologische als maatschappelijk) van het voorstel van een basisinkomen. We zien het basisinkomen dan ook veeleer als een kleinburgerlijk dan een echt socialistisch idee of iets dat uit de arbeidersbeweging voortkomt.
Echter heeft de leesgroep ook enkele kanttekeningen geplaatst bij de tekst:
- De oproep om de sociale zekerheid te versterken vergeet de negatieve aspecten van de welvaartsstaat te benadrukken. De welvaartsstaat is nog steeds een kapitalistische staat die tracht door middel van ‘welvaart’ het kapitalisme in stand te houden. Dat heeft heel wat gevolgen voor de arbeidersklasse. Onder de huidige condities van een crisis betekent de controle van de staat over onze sociale uitkeringen dat wie een uitkering nodig heeft sterk wordt gecontroleerd en gedisciplineerd. De negatieve effecten hiervan worden door de voorstanders van het basisinkomen nochtans aangehaald als een reden om naar het onvoorwaardelijk basisinkomen te grijpen.
- Er wordt niet verwezen aan andere systemen dan de sociale zekerheid. De sociale zekerheid is nochtans een product van een historische klassenstrijd. Het is niet het systeem dat de arbeidersklasse logischerwijze heeft gewild, maar een compromis tussen de arbeidersklasse, de kapitalistische klasse en de kapitalistische staat. Een kritiek op het basisinkomen – dat op zijn beurt een kritiek is op de gebreken van de huidige sociale zekerheid – moet dus verder gaan dan “versterk de sociale zekerheid”, maar ook een visie hebben op een samenleving waarin de arbeidersklasse aan zet is (communisme), alsook een visie op wat we doen in de tussentijd: welk systeem heeft onze klasse nodig om zich te beschermen en te wapenen tegen het kapitalisme?
- De sociale zekerheid is, zoals eerder al vermeld, een compromis tussen de verschillende klassen en de staat. Maar wat met aanvullende middelen van de arbeidersklasse zoals de coöperaties? Welke rol kunnen zij spelen in de creatie van een systeem dat de arbeidersklasse beschermt van de repressieve en verarmende tendensen van het kapitalisme?