Quid N-VA? Wat met België na verkiezingen?
Quid N-VA? Wat met België na verkiezingen?

Quid N-VA? Wat met België na verkiezingen?

In België hebben zondag 25 mei drie parlementaire verkiezingen tegelijk plaatsgevonden. Men kon er stemmen voor zowel het regionaal, het federaal als het Europees parlement. In Vlaanderen zijn de Vlaams-nationalisten met een derde van de stemmen de grootste partij geworden. De radicaal-linkse PVDA heeft in Franstalig België acht zetels gewonnen. Een analyse van een politieke aardverschuiving.

Hoewel zich drie verkiezingen tegelijk hebben voorgedaan, komen de resultaten van de Europese verkiezingen in deze uiteenzetting niet aan bod. De resultaten weerspiegelen namelijk in grote mate de resultaten voor de nationale en regionale kamers en vergen qua politieke analyse een Europese kijk die voorbij gaat aan het doel van deze analyse: een populaire uitlegging van de politieke omstandigheden in het land. Deel 1 handelt over de ontwikkelingen in België, in deel 2 zal ik specifiek de PVDA belichten om te eindigen met de reacties ter linkerzijde in deel 3.

Een politieke aardverschuiving

Met haast een derde van de Vlaamse stemmen is de Vlaams-nationalistische N-VA (Nieuw-Vlaamse Alliantie) de grootste partij van het land geworden. De partij krijgt in het Vlaams parlement 43 van de 124 zetels toebedeeld. In de federale Kamer (het Belgisch parlement) krijgt de partij 33 van de 87 Vlaamse zetels. (Van de 150 zetels zijn er 63 voor Franstaligen.) Kijken we naar de kaart van Vlaanderen dan zien we dat N-VA haast overal de grootste partij is, terwijl dat vijf jaar geleden nog de CD&V was (Christendemocratisch&Vlaams).

De overwinning van de N-VA ging ten koste van het Vlaams Belang (VB) dat haast tien procent en vijftien zetels in het Vlaams parlement verloor en voor de Kamer haast acht procent en negen zetels. Ook de rechts-libertaire Lijst Dedecker (LDD) verloor aan N-VA en verdwijnt uit de Kamer en het Vlaams parlement. Het gevolg van het kannibalisme op rechts is dat de drie klassieke partijen (de christendemocraten, liberaaldemocraten en sociaaldemocraten) nauwelijks verloren en er soms zelfs op vooruit gingen.

In Wallonië ziet het plaatje er anders uit. Daar is bijvoorbeeld geen separatistisch of extreemrechtse partij opgekomen. De PS (Parti Socialiste), die tijdens de vorige legislatuur de eerste minister heeft geleverd, is er met haast 31 procent en 23 zetels nog steeds de grootste partij. Maar ze wordt door haar verlies van 5 procent voortaan achtervolgd door de liberale MR (Mouvement Réformateur) die een stevige 25 procent en 20 zetels heeft gewonnen. In Brussel is de tussenstand gelijklopend.

Opvallend is dat in Franstalig België de radicaal linkse Partij Van De Arbeid (PVDA) of Parti des Travailleurs Belge (PTB), anders dan in Vlaanderen, voor het eerst zetels in de verschillende parlementen haalt. Acht in totaal. In de federale Kamer sleept de partij twee zetels in de wacht. In het Waals parlement zijn dat er ook twee, maar in Brussel zetelen voortaan vier PTB-PVDA-leden in het parlement. Een unicum want sinds 1987 hebben in België geen parlementsleden meer gezeteld die lid zijn van een partij die zich marxistisch noemt.

De score van de PTB volgde wel op een kleine domper: nergens in Vlaanderen haalde de partij de kiesdrempel van 5 procent. In Antwerpen bleef de partij op 4 procent steken, wat hen zonder kiesdrempel wel een zetel zou hebben opgeleverd. In de stad Antwerpen zelf haalde de partij 7,7 procent. Dat komt door haar sterk inplanting. Ook in andere gemeenten met een sterke inplanting scoort de partij goed. In het kanton Assenede, waar de PVDA al jaren in de gemeenteraad van Zelzate zetelt, haalde ze 10,5 procent. Toch blijft Wallonië het baken van deze partij. In de stad Luik alleen haalde de partij 18 procent en in het nabijgelegen Seraing 17,4 procent.

Waar komt de score van N-VA vandaan? Wat betekent dat voor de toekomst van België? En wat met de PVDA? Om daar een antwoord op te formuleren, moeten we eerst delven in de geschiedenis van België. Wie er al mee vertrouwd is, kan gerust wat dieper scrollen.

De sociaaldemocratie trachtte decennia lang de PVDA in België klein te houden. Zes jaar crisis heeft een bres geslagen.
De sociaaldemocratie trachtte decennia lang de PVDA in België klein te houden. Zes jaar crisis heeft een electorale bres geslagen. (Foto www.ptb.be)

Een korte geschiedenis van het hedendaagse België

België heeft in de laatste 45 jaar van haar bestaan zes staatshervormingen doorlopen. Deze hervormingen hebben het land een federale structuur gegeven.

Het land telt naast regionale (Vlaams, Brusselse en Waalse) ook nationale (of federale) kamers. De federale overheid is bevoegd voor centrale aangelegenheden zoals sociale zekerheid, belastingen, het leger, de politie, gerecht, etc. De regionale bevoegdheden worden verdeeld over gemeenschappen (culturele aangelegenheden zoals taal) en gewesten (territoriale materie zoals ruimtelijke ordening). België telt ondertussen 6 kabinetten (een federale regering, een regering voor het Vlaams gewest en de Nederlandstalige gemeenschap, een regering voor de Duitstalige gemeenschap, een regering voor de Franstalige gemeenschap en een regering voor het Waals gewest).

Doordat de Vlaamse culturele ruimte voor het grootste deel overeenstemt met het gewest, is er maar één overheid voor Vlaanderen. In Franstalig België ligt dat anders: een belangrijk deel van de Franstaligen leeft en werkt in Brussel, een stad die nood heeft aan eigen gewestelijke bevoegdheden. Daardoor heeft het Waals gewest haar bestuurszetel in Namen en de Franstalige gemeenschap, net als het Brussels gewest, haar zetel in Brussel. De Duitstalige gemeenschap ligt in Wallonië, in de provincie Luik, maar heeft een eigen regering voor culturele aangelegenheden.

Het is de vorming van een federaal kabinet, een Vlaams en één voor het Waals gewest die de publieke opinie domineren. De Brusselse regering en vooral die van de Duitstalige gemeenschap worden nauwelijks belicht in zowel Vlaanderen als Wallonië. Daarbij wil ik wel opmerken dat de staatshervormingen niet (enkel) tot doel hadden de Belgische staat “beter” of anders te doen functioneren. De staatshervormingen waren nauw gekoppeld aan sociaaleconomische hervormingen. Het totaalplaatje van 45 jaar staatshervorming is een aaneenschakeling van politieke keuzes die door de kapitalistische klasse in België gemaakt zijn met als doel de arbeidersbeweging te verdelen.

Daarmee is gezegd dat de hervormingen passen in de pogingen van de kapitalistische klasse om een antwoord te formuleren op de crisissen die zich sinds de jaren zeventig hebben voorgedaan en verband houden met de ontwikkeling van de neoliberale (crisis)politiek. Het hedendaagse België, en daar wijzen de meest recente politieke crisissen op, functioneert ook niet beter sinds de staatshervormingen. De nationale kwestie in het land, de ogenschijnlijke strijd tussen Vlamingen en Walen, kun je niet zomaar loskoppelen van de wendingen in de klassenstrijd.

Toen België in de jaren zeventig in een crisis terecht kwam, kwamen een aantal oude breuklijnen naar boven. Eerst en vooral duwden de fabriekssluitingen, de ontslagen en de kortingen op het loon de arbeidersklasse in de syndicale strijd voor het behoud van de loon- en arbeidscondities. Maar door het gebrek aan politieke antwoorden vanuit de arbeidersbeweging (de vakbondsleidingen en hun politieke partners onder de sociaal- en christendemocraten waren niet bereid de kapitalistische crisis te beantwoorden met een alternatief samenlevingsmodel), namen andere breuklijnen een loopje.

Eén zo een belangrijke breuklijn was de nationale kwestie. België ligt op het kruispunt van Europa en is gegroeid uit een samenhang van in hoofdzaak Nederlandstalige (“Vlaamse”) en Franstalige (“Waalse”) bevolkingsgroepen. De Belgische burgerij trachtte aanvankelijk de taalkwestie op te lossen door het Frans als enige nationale taal te erkennen. Na de Tweede Wereldoorlog en vooral in de nasleep van het protest van eind jaren zestig veranderde de situatie compleet. Onder meer doordat in Vlaanderen een lokale kapitalistische klasse was ontstaan (geconcentreerd rond de havens en de vele MKB’s of KMO’s)*, werd Nederlands een volwaardige landstaal. Echter blijven er zich problemen voordoen, zoals de geleidelijke verdringing van het Nederlands uit Brussel als gevolg van een verfransing en de internationalisering van de stad.

De breuklijn tussen Nederlandstaligen en Franstaligen kan soms de bovenhand halen als de klassenstrijd tussen arbeiders en kapitalisten geen bevredigende uitkomst heeft. Zo is de geschiedenis van het Vlaams-nationalisme bijvoorbeeld nauw verbonden met die van het (neo)fascisme. Toen in de jaren dertig het fascisme opkwam, maakte zij van de Vlaams-nationalistische gevoelens gebruik om haar doel, de vernietiging van de onafhankelijke, politieke arbeidersorganisaties, te ondersteunen. Die vernietiging stond op de agenda van de meer wanhopige delen van de burgerij en kleinburgerij doordat de crisis van de jaren dertig al tien jaar aansleept en onder meer geleid had tot de algemene staking van 1936.

Het succes van het neofascistische VB begon begin jaren negentig, toen net na de val van de Berlijnse Muur en de doorbraak van de neoliberale politiek de socialistische arbeidersbeweging zo veel klappen had gekregen, dat velen uit onvrede over de sociaaleconomische situatie op het toenmalige Vlaams Blok hebben gestemd. Het VB bleef groeien, ook nadat het door een veroordeling voor racisme zijn naam in Vlaams Belang heeft veranderd. Het is geen geheim dat aanzienlijke delen van de vakbondsleden en de voormalige SP-afdelingen (de Socialistische Partij in Vlaanderen, nu Socialistische Partij.Anders of SP.A) op het VB zijn blijven stemmen uit onvrede over de zwakke houding van de SP.A.

Als in 2008 de financieel-economische crisis uit de Verenigde Staten naar Europa komt overwaaien, wordt België door de Europese Unie een strak bezuinigingsritme opgelegd. Door werkloosheid, armoede, etc. waren de sociale noden nooit zo hoog, maar de overheden op lokaal, regionaal en federaal niveau moesten en zouden bezuinigen. Niet alleen van Europa, ook de kapitalisten in België hielden de vinger op de knip. Deze contradictie heeft heel wat protest veroorzaakt, maar een collectief antwoord van de arbeidersbeweging bleef uit. Populistische en nationalistische partijen hebben sindsdien opnieuw hun kans gewaagd.

Sindsdien is het partijpolitieke landschap in België, net zoals in heel wat andere Europese landen, heel wat versplinterd. Want met het voortschrijden van de crisis, nemen de conflicten tussen de kapitalistische partijen alleen maar toe. De crisis in de jaren zeventig en tachtig en de daaropvolgende staatshervormingen leidden tot de opsplitsing van de klassieke partijen in een Franstalige en een Nederlandstalige vleugel. Die vleugels zouden elk onafhankelijke partijen worden die in de federale kamer weliswaar naast elkaar zetelen. Doordat Franstaligen enkel voor Franstalige partijen kunnen stemmen en Vlamingen enkel voor Vlaamse, en door de verdeeldheid over de aanpak van de crisis, voelen de partijen zich niet geneigd om rekening te houden met de bevolking over de taalgrens.

Het gevolg is een danig bitsige strijd die door nationalistische partijen enkel maar kan worden uitgebuit. Om de verkiezingen van 2007 te winnen, vormen CD&V – die zich zojuist een Vlaams gezinder profiel hebben aangemeten – een kartelverband met de dan nog onbetekenende N-VA. De N-VA had toen maar één zetel, maar kon de oubollige christendemocratie helpen een modern Vlaamse tintje te geven. Dat Vlaamse tintje was nodig om de Franstaligen te kunnen verwijten de oorzaak van de problemen in België te zijn. Met haar oude industrie was Wallonië bijvoorbeeld een pak gevoeliger voor armoede en werkloosheid.

Het conflict tussen de Nederlandstalige en Franstalige partijen, de zogenaamde communautaire kwestie (van het Franse ‘communautair’ of ‘wat de (Vlaamse en Franstalige) gemeenschappen aanbelangt’), gaf aanleiding tot een kabinetsformatie van net geen 200 dagen, de langste sinds de jaren tachtig. De regering Leterme I viel niet veel later over ineenstorting van de bank Fortis als gevolg van de financieel-economische crisis. de verkiezingsresultaten uit 2010 maakten van de N-VA de grootste partij in Vlaanderen en gaven aanleiding tot een regeringsformatie van meer dan 500 dagen, de langste ter wereld. Daarmee stak België het door sektarisme verscheurde Irak voorbij. In 2012 trad de regering Di Rupo aan met een zwaar bezuinigingspakket en met de N-VA federaal in oppositie.

Om zulke politieke crisissen te vermijden, werd besloten in 2014 de parlementsverkiezingen te doen samenvallen, opdat in Vlaanderen, Wallonië, Brussel en op het federale niveau gelijktijdige regeringen kunnen worden gevormd. Die zouden elkaar qua partijsamenstelling zo veel mogelijk moeten afspiegelen, al is dat niet gemakkelijk met een Vlaams-nationalistische partij die in Vlaanderen de grootste is. Doordat in 2014 ook Europese verkiezingen gehouden moesten worden, opteerde het kabinet voor drie parlementsverkiezingen op een dag.

De N-VA kon van het verkiezingssucces in 2007 en de crisis uit 2010-2012 dus gebruik maken om zich tot volwaardige partij om te dopen. Sindsdien hopt de partij van succes naar succes, niet zozeer vanwege uitgekiende campagnes maar vooral vanwege de politieke verdeeldheid die ontstaan is als gevolg van de verdeel-en-heersstrategie van de Belgische kapitalisten. Meer nog, ook de Belgische kapitalisten zijn onderling sterk verdeeld over de antwoorden op de crisis, met als gevolg dat het meest agressieve deel bereid is op N-VA te stemmen – voornamelijk de ondernemers uit de MKB/KMO-bedrijfjes die heel gevoelig zijn voor de conjunctuurschommelingen.

In 2007 had de N-VA de CD&V nodig om te overleven. In 2014 heeft de CD&V moeten strijden om overeind te blijven tijdens de campagne van N-VA.
In 2007 had de N-VA de CD&V nodig om te overleven. In 2014 heeft de CD&V moeten strijden om overeind te blijven.

De N-VA-strategie: de arbeidersbeweging en het land verdelen

De N-VA is voor een groot deel een partij van volatiele kleinburgers (advocaten, kleine ondernemers, etc.) die gewonnen zijn voor een drastisch bezuinigingsprogramma. De N-VA wil deze bezuinigingen mogelijk maken door Vlaanderen los te koppelen van de federale regering waarin al twintig jaar lang de sociaaldemocratische PS regeert. Die partij is nauw verbonden met de socialistische vakbond die erg sterk staat in Wallonië en een militante houding aanneemt die soms te vergelijken is met de arbeidersbeweging in Zuid-Europa.

Hoe kan een neoliberaal Vlaanderen zich verlossen van de Waalse arbeidersbeweging? Het is een centrale kwestie in de N-VA-strategie en het zette analisten ertoe aan om daags na de verkiezingen te stellen dat de electorale doelstelling van de N-VA ondanks de uitstekende resultaten niet behaald is: de N-VA ‘incontournable’ maken (een Franse uitdrukking voor een partij waar niet om heen valt te gaan) en de PS in de touwen slaan. In tegendeel, hoewel de N-VA de grootste partij is, hebben de drie klassieke regeringspartijen/partijfamilies samen genoeg stemmen om zowel in Vlaanderen, Wallonië als in de federale Kamer een meerderheid te halen. Bovendien is de PS nog altijd de grootste partij van Franstalig België en claimt ze dat de sociaaldemocraten de grootste ideologische strekking in de Kamer zijn en zo boven N-VA uitsteken.

Wat als het de N-VA toch was gelukt? Hoe zou de strategie in zijn werk gaan? En wat zegt dat over klassenverhoudingen in België? Was het de N-VA gelukt, dan zou ze niet enkel trachten een rechtse besparingsregering te vormen, maar ook trachten op termijn een zevende staatshervorming te verwezenlijken. Zo’n nieuwe staatshervorming, gekoppeld aan een stevig bezuinigingsprogramma moet de federale sociale zekerheid splitsen en een groot deel van de belastingen overhevelen naar de deelstaatregeringen. Het gevolg van dit plan zou een de facto opdeling van België betekenen aangezien de federale regering zo goed als geen herverdelingsmechanisme heeft om situaties van onevenwicht tussen Noord en Zuid aan te pakken.

Van een federale staat (de deelstaten overleggen met de federale regering over middelen en bevoegdheden) zou het land veranderen in een confederale staat (de federale overheid moet aankloppen bij de deelstaten voor middelen en bevoegdheden). België zou als het ware verder leven als een miniversie van de Europese Unie: nauwe economische verbondenheid maar een manke politieke eenheid en een gebrek aan financiële middelen om eventuele conflicten toe te dekken. Mocht Wallonië sterk afhankelijk worden van federale subsidies, dan geeft dat het Vlaamse kabinet de mogelijkheid zware eisen te stellen.

De opdeling van België zou ook de opdeling van de Belgische arbeidersklasse betekenen. De arbeidersbeweging in de Vlaamse MKB/KMO-bedrijven kan dan niet meer rekenen op de kameraden uit de Waalse arbeidersbeweging, waar de methoden en solidariteitsmechanismen van de grootindustrie nog een stevige stempel drukken op de vakbondscultuur. Bovendien is in Vlaanderen de christelijke vakbeweging een stuk groter dan de socialistische.

Of het ooit zo ver komt is niet enkel een electorale kwestie. In hartje Vlaanderen ligt Brussel, een voornamelijk Franstalige grootstad. De stad in 1, 2, 3 vervlaamsen is onmogelijk en een strenge bezuinigingspolitiek maakt het onbegonnen werk de grootstedelijke problemen (werkloosheid, verkrotting, levensduurte, criminaliteit, mobiliteitskwesties, etc.) gunstig aan te pakken. De Brusselse kwestie zal hoe dan ook de nationale kwestie in België doen blijven heropleven, aangezien de zesde staatshervorming een herverdeling van de schaarse (financiële en institutionele) middelen heeft opgeleverd – geen werkelijke oplossing.

De N-VA-strategie heeft de partij electorale voordelen opgeleverd zoals een lichtbak konijnen aantrekt: uit allerlei hoeken van de samenleving scharen mensen zich achter de lijst van N-VA. Hoewel uit peilingen blijkt dat de gemiddelde Vlaming een pak ‘linkser’ is dan het N-VA-verkiezingsprogramma, heeft de N-VA een verblindende uitwerking. Ten eerste zetelde de N-VA tot nu toe enkel in het Vlaamse kabinet. Hoewel de regering weinig ambities wist waar te maken, is ze electoraal niet afgestraft. De N-VA wist dan ook vakkundig de publieke opinie danig te bespelen dat de verkiezingen opnieuw over een strijd tussen de N-VA en de PS ging. En dat hoewel het Europees bezuinigingspact en veel nationale kwestie helemaal niet te herleiden vallen tot zo’n tweestrijd. Bovendien kan de Vlaamse kiezer de PS niet afstraffen, immers kunnen enkel Walen en Brusselaars wel of niet voor die partij stemmen.

Deze en andere methoden van de partij weerspiegelen de poging van de Vlaamse ondernemers om de sociaaldemocratische consensuspolitiek door middel van een politieke koevoet te breken, maar ook de de wanhopige vlucht vooruit van de Belgische middenklasse (voornamelijk de kleinburgerij) die zich door de crisis bedreigd ziet, en de onvrede van veel werknemers uit de arbeidersklasse over het beleid.  De partij wist al deze elementen electoraal met elkaar te verbinden, maar wekte daarmee een schrikreactie op bij de Franstalige arbeidersklasse die massaal op PS en PTB is gaan stemmen. (Terwijl de (klein)burgerij zich achter de liberale MR heeft geschaard.) Het resultaat is een electorale impasse die op de impasse uit 2010-2012 lijkt.

Echter, anders dan in 2010 ijvert enkel de N-VA voor een nieuwe staatshervorming. De overige partijen voelen zich niet geroepen een kabinet met een tweederdemeerderheid te zoeken: het kan ditmaal met een simpele meerderheid. Naast een staatshervorming droomt N-VA over een rechts-liberale regering, de eerste in decennia. In het kabinet zouden de Vlaams-nationalisten, de liberalen langs beide zijden van de taalgrens en de CD&V zetelen. (Een rechtse regering met enkel Vlaamse partijen is onmogelijk aangezien de federale regering uit zowel Franstalige als Nederlandstalige partijen moet bestaan.)

Wat een dergelijke regering doorkruist is niet enkel de mogelijkheid van de klassieke regeringspartijen om met z’n drieën in alle parlementen een regering te vormen (al hebben ze nauwelijks zetels op overschot), de MR is vast niet bereid als enige Franstalige partij in de meerderheid te zetelen. Aanvullen met de Franstalige christendemocratie lijkt onmogelijk aangezien ze in Wallonië zich tegen N-VA hebben geprofileerd. Bovendien blijkt zowat de helft van de CD&V-verkozenen uit sympathisanten of leden van de christelijke arbeidersbeweging te bestaan.

Met andere woorden: of de N-VA een federaal kabinet zal kunnen vormen is niet zeker, en daarmee ook het welslagen van haar strategie niet. Een paar weken vóór de stembusgang had ze nog gepleit voor een gefaseerde aanpak: eerste een rechtse, Vlaamse regering vormen om pas dan de federale kabinetsformatie aan te vangen. De reden ligt voor de hand: een Vlaamse regering kan via haar meerderheidspartijen haar bestuursakkoord op de onderhandelingstafel gooien om de federale kandidaten ertoe te dwingen daar rekening mee te houden. Tot nu toe gebeurde het vooral andersom: de deelstaten hadden rekening te houden met het federale regeerakkoord, al was er relatief veel vrijheid doordat de regionale en federale verkiezingen apart werden georganiseerd.

Alles zal van de sociale verhoudingen afhangen

Zijn de Belgische kapitalisten in Vlaanderen en Wallonië bereid een harde confrontatie aan te gaan met de arbeidersbeweging over de sociale zekerheid, het stakingsrecht, etc., dan zullen ze de N-VA en MR naar elkaar toe duwen in een poging een rechtse regering tot stand te brengen. Willen de kapitalisten ten koste van alles de ‘sociale onrust’ vermijden, dan zullen steeds meer stemmen opgaan voor een ‘klassieke tripartite’ (de sociaaldemocraten, christendemocraten en liberalen samen in een federale regering). In ieder geval hebben Vlaamse ondernemers zich massaal achter de N-VA geschaard (en Waalse achter de liberale MR) om druk te zetten op de PS.

Daags na de verkiezingen hebben verschillende sociale- en arbeidersverenigingen hun bezorgdheid over de overwinning van N-VA geuit.  De arbeidersklasse in Wallonië en Brussel heeft overweldigend links gestemd.** Hoewel de PS een klein beetje verloor, blijft ze de grootste partij. De PTB scoort dan weer opmerkelijk goed in de steden en gemeenten waar de klassieke industrieën liggen. Door zich volledig achter de CD&V en CDh (de Franstalige christendemocratie) enerzijds en de SP.A en PS anderzijds te gooien, hebben de topsegmenten van de twee grootste Belgische vakverenigingen alvast getracht een tripartite zonder N-VA mogelijk te maken – tegen de kritiek vanuit de basis in, waar velen bereid waren voor PVDA/PTB te kiezen of zelfs een proteststem uit te brengen op N-VA.

Het eigenlijke antwoord van de arbeidersbeweging zal zich vooral na de regeringsformaties vormen. Toen de regering-Di Rupo in 2012 eindelijk het bewind kon voeren, antwoordde zij onmiddellijk met een nationale betoging tegen de besparingen en een algemene staking twee maanden later – al was het soms maar een tamme aangelegenheid. Want hoewel de vakbeweging ongerust is over de plannen van N-VA, is ze even verbolgen over de gevolgen van de uitvoering van het Europese bezuinigingsbeleid in België. Een regering van de drie klassieke partijen zal zich ook in dat pact inschakelen.

In deel 2 kijken we meer specifiek naar de resultaten van de PVDA. In deel 3 sluiten we af met een blik op de hele linkerzijde in België.

*) MKB staat in Nederland voor midden- en kleinbedrijf. KMO staat in Vlaanderen voor kleine en middelgrote onderneming.

**) Een journalist van de Vlaamse krant De Morgen vergelijk de Brusselse inkomens met het stemgedrag. De lagere inkomens hebben overweldigend links gestemd. De hogere inkomens overweldigend liberaal. (http://www.demorgen.be/dm/nl/30969/Verkiezingen-2014/article/detail/1900451/2014/05/27/Brusselse-inkomensmuur-verdeelt-hoofdstad-in-twee-politieke-werelden.dhtml)

Auteur