Het nieuwste herdrukte werk van uitgeverij Proletaris is Leon Trotski’s Fascisme: wat het is en hoe het te bestrijden, verkrijgbaar via derodelap.nl. Gus Ootjers schreef een voorwoord voor dit werk, waarbij hij context geeft en dieper ingaat op de relevantie van Trotski’s werk, vandaag de dag. Om het boek onder de aandacht te brengen en verwachtingen op te doen lopen publiceren wij hier het gehele voorwoord:
Fascisme is een terugkerend fenomeen binnen debatten in de linkse beweging. In de laatste jaren hebben we de opkomst en neergang gezien van verschillende extreemrechtse bewegingen. In België zagen we de opkomst van Vlaams Blok (later Vlaams Belang), waarop tot 2006 werd gereageerd met een cordon sanitaire. In Engeland zagen we recent partijen zoals de BNP, maar ook UKIP die een grote rol speelde in het brexitreferendum . Daarnaast waren er ook straatbewegingen zoals de English Defence League. De Indiase minister-president Modi heeft, gesteund door de grote paramilitaire Nationale Vrijwilligers Organisatie, van India steeds meer een autoritaire, hindoenationalistische staat gemaakt. Links in Turkije beweert regelmatig dat Erdogan een fascist is. In de Verenigde Staten werd de politie naar aanleiding van de moord op George Floyd gekarakteriseerd als fascistisch. Ook zien we regelmatig dat Donald Trump als een fascist wordt neergezet. De bestorming begin januari 2021 op het Capitool zou zelfs een poging zijn geweest tot een fascistische staatsgreep.
In Nederland is de huidige extreemrechtse beweging met name ingezet met Pim Fortuyn, die door de Internationale Socialisten werd gekenmerkt als een ‘fascist zonder fascistische beweging’. Na de moord op Fortuyn werd het stokje overgenomen door Wilders. Ook Wilders heeft over de jaren heen geen straatbeweging of leden- organisatie opgebouwd, op enkele mislukte demonstraties na. De huidige golf van Thierry Baudet en Forum voor Democratie (FVD) probeert veel meer om ook een daadwerkelijke beweging op te zetten.
Wat opvalt in de reacties van links is dat fascisme als acute dreiging wordt beschouwd. Binnen deze manier van denken is een fascistische doorbraak dus altijd aan de orde van de dag. Als rechtse partijen misschien zelf niet als fascistisch te kenmerken zijn, zijn zij in elk geval de ‘wegbereiders’ van het fascisme. Als fascisme aan de orde van de dag is, dan bepaalt dit ook direct de te voeren politiek van revolutionair links. Daarom moet de theoretisering van fascisme en de politieke reactie daarop opnieuw bekeken worden.
Om te beginnen moeten we de theorie van fascisme terugbrengen tot haar historische oorsprong, in de jaren 20 en 30. Dit betekent niet dat we de opkomst van modern extreemrechts en conservatieve regimes niet serieus moeten nemen. Maar wel dat er gebroken wordt met een deel van de aannames over fascisme die hedendaags revolutionair links aanhoudt bij het analyseren van deze fenomenen.
Dit brengt ons onvermijdelijk bij de werken van Leon Trotski. Het pamflet dat wij hier herpubliceren is een klassieke verzameling van Trotski’s essays en commentaren over het opkomende fascisme. Deze teksten komen voornamelijk uit de vroege jaren 30. In deze periode was het fascisme al aan de macht gekomen in Italië, en maakte het een sterke opmars in Duitsland. Tegelijkertijd is dit ook de periode van stalinisering van de Sovjet-Unie .
Trotski was zelf een van de slachtoffers van deze stalinisering. Hij vervulde vanaf de jaren 20 een oppositierol binnen de Sovjet-Unie, wat er uiteindelijk in 1929 toe leidde dat hij uit het land werd verbannen. Vanaf dat moment bevindt Trotski zich in extreme politieke isolatie en is hij de rest van zijn leven bezig om zichzelf uit de politieke isolatie te bevrijden. Het gros van het politieke werk van Trotski vanaf zijn ballingschap bestaat dan ook uit het geven van politieke adviezen aan en uitwisselingen met kameraden over de hele wereld, wat uitmondde in de oprichting van de Vierde Internationale in 1938.
Tegelijkertijd is deze periode ook de periode waarin er meerdere strategische varianten voor het bestrijden van fascisme worden uitgewerkt door de Komintern, de internationale verzameling van Communistische Partijen onder leiding van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Naast dat Trotski analyseert wat fascisme is, schenkt hij ook veel aandacht aan het bekritiseren van de door de Komintern uitgestippelde politieke paden. Deze blijven belangrijk omdat, zoals we zullen zien, de huidige politieke keuzes van revolutionair links vaak varianten zijn van deze paden.
In het restant van dit voorwoord zal ik eerst Trotski’s analyse van fascisme behandelen, om vervolgens te kijken naar de verschillende politieke reacties vanuit communisten op het fascisme, en tot slot een aanzet doen tot een beoordeling van de politieke keuzes van links op dit moment.
Wat is fascisme?
Een van de meest voorkomende manieren om fascisme te onderscheiden is door het te bekijken als ideologische stroming. Dit zien we ook veel in de zin dat er bij rechtse politici scherp in de gaten wordt gehouden of men iets antisemitisch of xenofoobs zegt, om vervolgens ‘betrapt, fascist!’ te zeggen. Wat onvermijdelijk leidt tot verontwaardiging bij de aangevallene.
Het probleem met deze manier van analyseren is dat fascisme als stroming nooit een coherent ideologisch pakket is geweest, van visies of eisen. Het heeft altijd bestaan uit een allegaartje van traditionalisme, anticommunisme, anti-liberalisme, kapitalisme en demagogisch gebruik van socialistische agitatie. Waarbij de focus verschoof afhankelijk van welke groep men op dat moment wilde aanspreken: arbeiders, kleinburgers, grootkapitaal.
Vervolgens zien we in praktijk maar weinig ideologisch onderscheid tussen ‘normale’ burgerlijke krachten en het fascisme. In haar nationalisme, antisemitisme, anticommunisme verschillen de fascisten zelden van wat leiders van ‘democratische’ landen daarover te zeggen hebben. Los daarvan had fascisme en voorlopers daarvan vele verschillende uitingen in de verschillende nationale contexten: bijvoorbeeld de Zwarte Honderden in Rusland, Action Francaise in Frankrijk, Mussolini’s fascisten in Italië en de NSDAP in Duitsland. In de recent uitgekomen documentaire Allen tegen Allen, over het Nederlands fascisme, zie je dat het een wirwar was van vele stromingen en organisaties die ideologisch vrij incoherent waren en elkaar bevochten. Dit betekent niet dat fascisme totaal niet ideologisch is, maar dat we het onderscheidende karakter daar niet uit kunnen halen.
Wanneer we kijken naar Trotski’s analyse van fascisme zien dat we dat het ontstaat als reactie op de gefaalde arbeidersrevoluties van eind jaren 10 en begin jaren 20. Met name de arbeiderspartijen in Duitsland en Italië waren er in gefaald om de macht te grijpen. De maatschappij die ontstond uit deze situatie was een enorme chaos. Deze periode wordt gekenmerkt door grote stakingen, fysieke confrontaties op straat tussen politieke stromingen, economische crises.
“De gigantische groei van het nationaal-socialisme’’, schrijft Trotski, “is een uitdrukking van twee factoren: een diepe sociale crisis waardoor de kleinburgerij uit balans raakt, en de afwezigheid van een revolutionaire partij die door de massa’s gezien wordt als een erkende revolutionaire leider.’’
Deze diepe sociale crisis kan niet meer door de gebruikelijke democratische middelen van het kapitalisme worden tegengehouden. Daarom moet de arbeidersbeweging die in deze periode nog steeds sterk is worden vernietigd. In de door de crisis geruïneerde kleinburgerij vindt zij de stoottroepen om de arbeidersbeweging te breken. Zo stelt Trotski: “De dagelijkse strijd van het proletariaat versterkt de instabiliteit van de burgerlijke samenleving. De stakingen en politieke onrust maken de economische situatie in het land erger. De kleinburgerij kan zichzelf tijdelijk neerleggen bij toenemende ontberingen, als het uit ervaring weet dat het proletariaat zich in een positie bevindt om opnieuw vooruit te gaan. Maar als de revolutionaire partij, ondanks de verscherping van de klassenstrijd, keer op keer bewijst dat het niet in staat is om de arbeidersklasse te verenigen, als het verward is, zichzelf tegenspreekt, dan zal de kleinburgerij het geduld verliezen en beginnen neerkijken op de revolutionaire arbeiders en hen verantwoordelijk stellen voor de eigen misère. Alle burgerlijke partijen, met inbegrip van de sociaaldemocratie, zullen hun opvattingen in die richting aanpassen. Als de sociale crisis onhoudbaar wordt, zal een specifieke partij op het toneel verschijnen met als bedoeling om de kleinburgerij op te jutten en haar woede en wanhoop te richten tegen het proletariaat. In Duitsland wordt die historische taak vervuld door de nationaal-socialisten (nazi’s), een brede stroming waarvan de ideologie bestaat uit alle rotte dampen van een desintegrerende burgerlijke samenleving.”
Dat opjutten leidt tot het disciplineren en organiseren van de kleinburgerij in knokploegen. Dit is het onderscheidende karakter van het fascisme. Het is een paramilitaire massabeweging, apart van de staat, met als doel gewapend verzet te plegen tegen stakende arbeiders en revolutionairen. Hierin zit ook het verschil met bijvoorbeeld militaire staatsgrepen. Die gaan niet uit van een massabeweging, maar van een bureaucratische instelling, een militair apparaat, die de bevolking onderwerpt aan het militaire apparaat.
Dat fascisme gestoeld is op de kleinburgerij betekent niet dat het losstaat van de bourgeoisie, financierskapitaal en burgerlijke partijen. Deze krachten zijn, in periodes waar zij niet meer in staat zijn de arbeidersklasse te breken, bereid om terug te vallen op de kleinburgerij. Zodra het fascisme de macht krijgt is het dus ook niet zo dat de staat volledig volgens de ideologische richtlijnen van fascisme wordt vormgegeven. Bijvoorbeeld in Italië was dit geen direct gevolg. Het allerbelangrijkste is dat arbeidersorganisaties afgebroken en vervangen worden om onafhankelijke strijd van de klasse onmogelijk te maken.
“Terwijl de burgerij gebruik maakt van het fascisme, is ze er ook bang van”, stelt Trotski. Zodra het fascisme aan de macht komt en stabiliteit heeft, zien we ook dat de staat de gewapende klein- burgerij niet meer nodig heeft. Er worden pogingen worden gedaan vanuit de staat onder leiding van de fascisten om die kleinburgerij te demobiliseren. Zo zien we dat in de beruchte nacht van de lange messen Hitler afrekende met de SA. En dat Franco de nationale-syndicalisten overleverde aan de conservatieve-monarchisten, en dwong tot een samenvoeging tot een partij, in feite een demobilisatie. Hierin zit dus ook een duidelijk verschil met fascisme als massabeweging en fascisten die aan de macht zijn.
Als we gebruik maken van deze definitie van het fascisme, als massabeweging van de kleinburgerij die wordt gebruikt om de arbeidersklasse te breken, dan zien we gelijk de tekortkoming van kameraden, zoals de Internationale Socialisten, die spreken van ‘fascist zonder fascistische beweging’.
Er is echter wel een probleem met de analyse van Trotski. Hij koppelt de opkomst van fascisme aan de doodstrijd van het kapitalisme (zoals hij de periode karakteriseerde). We hebben aan de uitkomst van deze periode gezien dat kapitalisme niet in doodsstrijd was en dat het kapitaal zichzelf kon herstellen na de Tweede Wereldoorlog. Wat in Trotski’s tijd onduidelijker was, maar nu wel duidelijker is, is dat deze periode de ineenstorting was van het Britse rijk. Maar in de Tweede Wereldoorlog kwam er een nieuwe grootmacht naar voren die internationaal kon heersen en dus ook het kapitalisme weer kon stabiliseren.
Dit is een belangrijke kanttekening, maar is inhoudelijk geen onoverkomelijke. Sindsdien is duidelijk dat waar links opkomt en waar crisis heerst, er ook een reactionaire tegenreactie plaatsvindt. Zoals in Allende’s Chili of in Indonesië. Fascisme en reactie zijn dus niet alleen een fenomeen in periodes dat het kapitalisme op instorten staat, maar een wetmatige reactie op sterke arbeidersbewegingen en crises.
Hoe het te bestrijden?
De basis van de politieke bestrijding van fascistische politiek ligt in de eerste plaats in de politieke strategie van het Marxisme zoals uitgewerkt door Marx en Engels, maar ook Lenin, Trotski en het centrum van de revolutionaire sociaaldemocratie. Deze strategie stelt dat de arbeidersklasse zich politiek onafhankelijk (onafhankelijk van burgerlijke partijen en de burgerlijke staat) moet verenigen in eigen organisaties (vakbonden, partijen) om gezamenlijk als arbeidersklasse een alternatieve macht te vormen die de burgerlijke staat kan vervangen in een revolutionaire situatie. Centraal in discussies over hoe fascisme te bestrijden zal staan in hoeverre er van deze politieke strategie van onafhankelijke klassenorganisatie kan worden afgeweken.
Ontwikkeling eenheidsfront
In 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Dit leidt tot een breuk in de Tweede Internationale tussen de linkerzijde die tegen de oorlog is en de rechtse sociaaldemocratie. Deze breuk tussen de communisten en de sociaaldemocratie wordt gefinaliseerd met de oprichting van de derde internationale, de Komintern.
Echter merkt men vrij snel dat, ondanks dat deze breuk onvermijdelijk is, deze nieuwe situatie leidt tot nieuwe problemen. De arbeidersbeweging haalt haar kracht uit haar aantallen. Hoe meer de arbeidersklasse verdeeld is, hoe minder effectief zij is. In reactie hierop formuleert de Komintern de politiek van het eenheidsfront. Hierin stellen zij dat waar er gezamenlijke belangen zijn tussen de communisten, zoals dat een bepaalde staking moet worden verdedigd, de communisten en sociaaldemocraten gezamenlijk actie kunnen organiseren.
Hier worden echter een aantal voorwaarden aan verbonden. Allereerst moet er een Communistische Partij zijn die de daadwerkelijke belangen van de arbeidersklasse verdedigt en formuleert. Er moet dus een partij zijn die niet gehinderd wordt door het opportunisme en de klassencollaboratie van de Tweede Internationale die leidde tot de steun voor de Eerste Wereldoorlog. Daarnaast moest men vrij zijn om elkaar te kunnen bekritiseren. Ondanks dat er gemeenschappelijke klassenbelangen waren op bepaalde punten, moesten de communisten openlijk kunnen blijven stellen dat de sociaaldemocratie verraderlijke politiek voerde. Daarnaast was het eenheidsfront niet bedoeld om te leiden tot een gemeenschappelijke regering, maar alleen voor het gezamenlijk strijden in actie voor gemeenschappelijke doelen. Trotski vat de politiek van het eenheidsfront samen als: “Gescheiden marcheren, verenigd slagen! Alleen overleggen hoe te slagen, wie te slaan en wanneer te slaan!”
Het eenheidsfront leidde tot beperkte successen. Met name in Duitsland waar deze politiek gevoerd werd na de Maart-acties van 1921. Over het algemeen was de sociaaldemocratie maar in beperkte mate bereid om mee te werken in een gemeenschappelijk front. Maar juist dat leidde er in praktijk toe dat arbeiders overliepen naar de communisten. De Duitse communistische partij (KPD) won begin jaren 20 tienduizenden arbeiders als lid en boekte steeds grotere electorale successen. Ook werd de politiek van het eenheidsfront niet altijd consequent gebruikt, er waren wel samenwerkingen, maar die verliepen niet altijd volgens de lijn van het eenheidsfront, waarin open kritiek op elkaar bleef toegestaan.
Het eenheidsfront was geen reactie op het fascisme, maar een reactie op verdeeldheid van de arbeidersbeweging. Toch speelt het een grote rol in discussies over bestrijden van het fascisme
Derde Periode
Op het zesde wereldcongres van de Komintern in 1928 stapt de Komintern af van de politiek van het eenheidsfront. Dit was een directe reactie op het opkomende fascisme. In plaats van te kiezen voor gezamenlijke zelfverdediging tegenover fascisten, kiest de gestaliniseerde Komintern voor een andere koers. Deze periode wordt gekarakteriseerd als de Derde Periode.
De lijn van de Komintern werd dat fascisme en sociaaldemocratie hetzelfde waren. De sociaaldemocraten waren in feite sociaal-fascisten. Daarom was het niet toegestaan om tijdelijke verbonden met sociaaldemocratie te sluiten of om in dezelfde vakbonden te zitten. Dit was een extreem sektarische lijn tegenover de sociaaldemocratie. Hieruit wordt door critici van deze periode vaak geconcludeerd dat de communisten samenwerkten met de fascisten om de sociaaldemocraten te bestrijden.
Deze zogenaamde samenwerking was in praktijk miniem. Een voorbeeld hiervan is de taxistaking van 1932. Dit was een grote staking van het openbaar vervoer. Weliswaar deden zowel de NSDAP en de KPD-vakbond hieraan mee en verdedigden zij beide de staking, maar er kan van een echte samenwerking niet gesproken worden.
Daarnaast was er in 1931 het Landdag-referendum wat gekeerd was tegen de sociaaldemocratie. Zowel de NSDAP als de KPD steunden dit referendum, wat uiteindelijk een te lage opkomst kreeg om daadwerkelijk in behandeling te kunnen worden genomen. Hoewel Trotski dit referendum en de houding van de KPD als nationaal-communisme karakteriseerde, was de samenwerking met de NSDAP minimaal.
De reden dat de Derde Periode in de Komintern werd aangenomen was onder andere doordat de Komintern steeds meer op aarde was om het diplomatisch beleid van de Sovjet-Unie te verdedigen. Onderdeel daarvan was het diplomatisch beleid tussen 1921 en 1933, waar Sovjet-Unie geheime verdragen sloot met Duitse nationalisten, zoals het Verdrag van Rapallo. De Duitse sociaaldemocratie was tegen deze verdragen en ageerde hiertegen. Dit was een van de redenen waarom een aanval op de sociaaldemocratie noodzakelijk werd geacht.
Deze lijn was niet langer houdbaar in 1933 na de machtsovername van de NSDAP. Dit leidde tot zware repressie tegen de KPD en tot de arrestatie van vele communisten. De lijn van sektarisme tegenover de sociaaldemocratie mondde uit in een mislukking die de machtsovername van de fascisten vergemakkelijkte.
Volksfront
Uit de schok die de machtsovername van de NSDAP bewerkstelligde binnen de Komintern volgde een nieuwe koers. Deze koers werd ingezet op basis van een houding van democratie tegenover fascisme. Hiervoor moest er weer op zoek worden gegaan naar eenheid. Maar de sociaaldemocraten waren zich nog maar al te bewust van de eenheidsfrontperiode waarin de communisten openheid van kritiek als voorwaarde stelden.
Daarom begon deze periode met het opofferen van openheid van kritiek. Zo verklaarde de vertegenwoordiger van de Komintern, en theoreticus van het volksfront, Dimitrov: “‘De communisten vallen ons aan’, zeggen anderen. Maar luistert toch eens: wij hebben reeds meer dan eens verklaard: wij zullen niemand aanvallen, noch personen, noch organisaties, noch partijen, die vóór het eenheidsfront van de arbeidersklasse, tegen de klassevijand zijn. Tegelijkertijd evenwel zijn wij — in het belang van het proletariaat en zijn taak — verplicht die personen, organisaties en partijen te kritiseren die de eenheid van actie der werkers hinderen.’’
Als garantie dat de communisten niet verder zouden gaan dan sociaaldemocratie beloofden zij progressieve burgerlijke partijen op te nemen in hun coalitie. Waar eerder de sociaaldemocratie erger was dan het fascisme, moest de democratie nu tegenover fascisme verdedigt worden door een coalitie met progressieve burgerlijke partijen en de sociaaldemocratie: het volksfront. Dit was niet enkel een coalitie in actie, zoals het eenheidsfront, maar ook een uitgesproken coalitie tot regeringsdeelname. Deze kwam voornamelijk in Spanje en Frankrijk tot uiting.
In Spanje werd de discussie hierover voornamelijk op basis van dezelfde argumenten als in de Russische Revolutie en de permanente revolutie discussie gevoerd. Spanje was nog grotendeels feodaal en daarom moest er in net als in Rusland een alliantie worden aangegaan met de boeren. De stalinisten en de ‘trotskistische’ POUM waren het er over eens dat dit betekende dat er een alliantie moest worden gesloten tussen de arbeiderspartijen en de partijen die de boeren vertegenwoordigen. Trotski beargumenteerde daarentegen dat dit niet moest door een samenwerking met de partijen die de boeren vertegenwoordigden, maar door de boeren te winnen door een communistisch programma te voeren, met name wat betreft het onteigenen van land.
In Frankrijk was de Volksfrontcoalitie direct gericht op het bestrijden van opkomend fascisme. Van 1936 regeerden de sociaaldemocraten met de burgerlijke Radicalenpartij. Hoewel de PCF (Franse Communistische Partij) zelf geen ministers leverde was ze wel onderdeel van deze coalitie. In eerste instantie leidde dit tot behoorlijke hervormingen zoals het stakingsrecht en loonsverhoging. Maar ook waren er directe conflicten en verschillen tussen de partijen. De radicalen stonden voor de nationale belangen en waren dus niet geïnteresseerd in onafhankelijkheid van de Franse koloniën. Een belangrijk punt van conflict ontstond toen de Radicalen het volksfront in Spanje weigerden te ondersteunen, wat ondertussen in een hevige burgeroorlog was beland met Franco. En ook daarna blijft het hommeles. Het belangrijkste breekpunt werd het Verdrag van München. Ook hierin bleven de Radicalen vasthouden aan de nationale belangen van Frankrijk, verwikkeld met die van het Verenigd Koninkrijk, en steunen zij het verdrag waarin Nazi Duitsland Tsjecho-Slowakije krijgt. De PCF was hier groot tegenstander van, en werd daarom door de Radicalen als oorlogsstokers gebrandmerkt (het verdrag was volgens de Britten ‘peace in our time’). Dit leidde tot een grote aanval vanuit de regering, die immers steeds verder de arbeiderspartijen eruit had gewerkt. De communisten werden aan- gevallen voor het organiseren van stakingen en honderdduizenden arbeiders werden ontslagen.
Uiteindelijk speelde het instorten van het Volksfront geen kleine rol in de weg bereiden voor Franse capitulatie en de collaboratie van het Vichyregime tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Dat het volksfront onhoudbaar bleek was niet verbazingwekkend. Om een volksfront te vormen moet de Communistische Partij verbonden worden aan de burgerlijke staat en burgerlijke partijen. Maar om akkoord te gaan met een dergelijk verbond, moeten de communisten de belofte doen om niet te veel tegen de belangen van de bourgeoisie en van de natiestaat in te gaan. Dat wil zeggen, de Communisten moeten grote delen van hun eigen programma opgeven. Tegelijkertijd blijven de burgerlijke partijen zelf wel de klassenstrijd tegen de arbeidersklasse voeren. Als de Communisten toch politiek voeren die in het belang van de arbeidersklasse is, dan stort het volksfront als een kaartenhuis in elkaar.
Dit maakt de burgerlijke partijen onbetrouwbare bedpartners in de strijd met het fascisme. De nationale belangen en klassenbelangen blijven leidend. Dit blijkt uit de Radicalen, maar ook uit de steun vanuit het grootkapitaal voor het fascisme. In praktijk zijn burgerlijke partijen helemaal niet gecommitteerd aan (zelfs de) burgerlijke democratie. Het onvermijdelijke instorten van de volksfronten leidt daarom doorgaans ook tot een groei van extreemrechts en het fascisme omdat het bewijst dat links niet de revolutionaire leiding kan nemen.
Tegenover de desastreuze politiek van zowel het sektarische abstentionisme van de Derde Periode, en de klassencollaboratie van het volksfront, plaatst Trotski de politiek van het eenheidsfront. Daarvoor moet de arbeidersorganisaties gemeenschappelijk optrekken tegen het fascisme door zelfverdediging te organiseren, zonder zichzelf te committeren aan de burgerlijke democratie (met andere woorden gescheiden marcheren, verenigd slagen). Dit is van belang, omdat het tekortschieten in het nemen van revolutionaire leiding die de grote crisis kan bestrijden er toe leidt dat fascisme aan de macht komt, zoals de Derde Periode leidde tot de machtsovername van de NSDAP en het Volksfront leidde tot Franse collaboratie. Het eenheidsfront kan dus alleen gestoeld zijn op een daadwerkelijke revolutionaire partij.
Dat laatste voelt op dit moment extreem ver weg. Er is op dit moment geen revolutionaire partij in Nederland. Betekent dit dan dat er tegen fascisme niets te doen valt? Dat is zeker niet het geval. Als fascisten geweld gebruiken, dan kan men nu al zelfverdediging organiseren. Dit kan echter alleen op klassenbasis. Wil dit nuttig zijn, dan moet het breken met enkele conventionele strategieën op links. Allereerst moet men onafhankelijk organiseren. Dat betekent een breuk met minuscule volksfrontjes met BN’ers, imams en burgerlijke partijen bij “rituele” antiracismedemonstraties. Ditzelfde geldt voor electorale coalities met burgerlijke partijen om extreemrechts buiten te houden, zoals het Links Verbond in Rotterdam met de islamistische partij NIDA, met als doel Leefbaar Rotterdam uit het college te houden. Beide zijn varianten van de volksfrontpolitiek die links committeren aan de laagste gemene deler.
Ook moet gebroken worden met het antifascisme wat ons committeert aan de burgerlijke staat en burgerlijke instituten. Wanneer hedendaags links pleit voor ‘geen platform voor fascisten’, inperkingen op vrijheid van meningsuiting en demonstratierecht, laat zij de ondemocratische burgerlijke staat de grenzen bepalen van wat toegestaan is. Zoals hierboven uitgelegd zijn burgerlijke partijen en staten echter onbetrouwbare bedpartners tegen fascisme, en zullen zij deze begrenzingen net zo goed inzetten als middel in de klassenstrijd tegen de arbeidersbeweging.
Breken hiermee, betekent voor een deel ook breken met de actualiteit van fascisme, het idee dat een fascistische staatsgreep aan de orde van de dag staat. Ik hoop dat de herdruk van deze collectie van Trotski en dit voorwoord eraan bijdraagt om fascisme terug te plaatsen in haar context en het ons een reëler beeld kan bieden van wat wel en wat niet fascisme is. Los daarvan hebben we gezien dat wanneer fascisme wel aan de orde van de dag staat, deze werkwijzen niet het beoogde resultaat bieden, maar eerder dienen als voorkamer voor het fascisme. De actualiteit van fascisme dient er toe dat men de volksfrontistische politieke keuzes kan goedpraten, omdat het nu acuut nodig is om tot actie over te gaan. Het opbouwen van een revolutionaire partij wordt dan tot het einde der tijden uitgesteld.
Een Communistische Partij die de arbeidersklasse verenigt op basis van een programma voor machtsovername door de arbeidersklasse, is de enige basis die daadwerkelijk een alternatief kan vormen voor een instortende burgerlijke democratie, of een eenheidsfront kan bouwen tegen het fascisme. Dit betekent dat er gebroken moet worden met het verdedigen van de burgerlijke democratie en sektarische politiek. Er moet nu gebouwd worden aan een partij die een alternatieve macht kan vormen, daarom moet Trotski’s oproep aan de arbeidersbeweging serieus worden genomen:
Bouw mee aan de revolutionaire partij!
Het Communistisch Platform verschaft kameraden uit alle hoeken van de socialistische beweging de mogelijkheid van communisme.nu gebruik te maken om discussie te voeren. Tenzij anders vermeld zijn gepubliceerde artikelen en brieven daarom niet per se representatief voor de opvattingen van het Communistisch Platform.