In dit stuk gaat marxist en veganist Foppe de Haan in op de staat van de Partij van de Dieren en haar nieuwe verkiezingsprogramma. Hij bespreekt de beperkingen van de veganistische eisen die de partij stelt en laat zien waarin deze tekortschieten. Ook komen bredere aspecten van het programma aan bod, zoals sociaal-economische en politieke eisen.
In dit stuk zal ik de Partij voor de Dieren (PvdD) en haar nieuwe programma bespreken, en de vraag of je daarop zou moeten willen stemmen. Ik zal daar als marxist en als veganist het een en ander over zeggen. Maar voor ik daarmee begin, eerst iets korts over de Socialistische Partij (SP).
De SP is de afgelopen jaren best wel veranderd. De linkervleugel en de jongeren zijn grotendeels uit de partij gegooid of gepest; de partij behandelt buitenparlementair werk steeds meer als verplicht voorwerk voor een ‘actie’ of fotosessie voor Kamerleden om de media te halen in plaats van vertegenwoordigers te gebruiken om acties te ondersteunen en kritiek te leveren; afdelingen stellen steeds minder voor; volksvertegenwoordigers zijn steeds vaker liberalen; landelijk verschuift het profiel steeds verder naar rechts; en ook intern heeft de partij geen idee waarom het sinds 2006 grotendeels bergafwaarts gaat terwijl ze vergrijst en bij de vleet kaderleden verliest . Als zodanig is er steeds minder reden om simpelweg vanwege haar rol bij het organiseren van de klasse op de SP te stemmen. Dus moeten we wat dieper ingaan op de vraag welke partij(en) dan een stem waard zijn, en wie we als ‘radicaal’ links in de Kamer, gemeenteraden, provincies en waterschappen willen zien.
Over de partij
Voor de PvdD geldt dat ze op een aantal vlakken inhoudelijk sterke vertegenwoordigers en een scherp programma hebben, en dat ze tegenwoordig een veel breder programma hebben dan voorheen. Desalniettemin is de kans wel klein dat ze dat hele programma ook actief zullen promoten, gezien de specialisaties en focusgebieden van de kandidaat-kamerleden en partij als geheel en de beperkte capaciteit die je als protestpartij hebt. Mede daarom koos de fractie er de afgelopen jaren voor om bij sociale vraagstukken aan te sluiten bij SP en/of Bij1 (en een PvdD-kamerlid stapte een paar jaar terug zelfs uit de fractie nadat ze intern kritiek kreeg dat ze zich teveel bezig hield met ‘mensenkwesties’ 1).
Buitenparlementair lijkt de partij niet erg actief, hoewel er wel acties worden georganiseerd rondom lokale twistpunten, die meestal gaan over milieuvervuiling of de omgang met ‘wilde’ dieren. Een recent extreem voorbeeld hiervan betreft het handelen van de partij na de herziening van de dierenwet. Hierbij wist de fractie een meerderheid van de Kamers te winnen voor een verstrekkende wetswijziging (er werd aan de wet toegevoegd dat het houden van dieren niet langer opging als excuus om dieren kwaad te mogen doen, waarmee het in principe in één klap exit veehouderij zou zijn),2 maar besteedde de partij er vervolgens nauwelijks aandacht aan toen het ministerie simpelweg weigerde om de wetswijziging te implementeren. Dit zal overigens deels zijn geweest omdat de partijlijn is om diergebruik niet categorisch af te keuren,3 waardoor de indiener van het voorstel (Leonie Vestering) ook als ze in een lang interview haar verhaal mag doen, niet kan of durft te zeggen dat dat haar wetswijziging in principe elke vorm van geïnstitutionaliseerd diergebruik zou hebben geblokkeerd.
Het falen van de partij om hier gebruik van te maken en te proberen en een publieke discussie aan te zwengelen hangt samen met het gebrekkige democratische gehalte van de partij en de angst van de partijtop om zich te verbinden aan meer ‘radicale’ actievormen zoals de ongehoorzaamheidsacties van Extinction Rebellion, die qua eisen grotendeels in het straatje van de partij passen maar waar men zich desondanks maar mondjesmaat over uitlaat, en weinig mee lijkt te willen. Dit zijn mijns inziens zowel vanuit een links agitatie- als uit ‘vegan’ perspectief nogal dompers, die boekdelen spreken over de interne tegenstellingen en hoe de partijtop en kamerfracties ‘politiek’ begrijpen.
En ook organisatorisch is de partij op zijn best in flux. De recente partijstrijd rondom Esther Ouwehand lijkt o.a. te zijn ontstaan vanwege haar weigering om lokale afdelingen naar een oppositierol te ‘begeleiden’, waardoor het partijbestuur haar niet wilde voordragen en Ouwehand hiertegen ten strijde trok (in plaats van zich te tegenkandideren).4 Het partijbestuur dat haar probeerde weg te werken is nu weg. 5 Ouwehands verzet slaagde vooral vanwege haar status als parlementair boegbeeld en ging verder niet over de inhoud, behalve in de zin dat het partijbestuur niets had gedaan met een eerdere (vage) belofte de partij te gaan democratiseren nadat voorzitter Sebastiaan Wolswinkel door hen was weggewerkt.
Over het programma
Voor mij is een van de opvallendste zaken aan het huidige programma 6 dat het zo’n rare mix bevat van utopische, realistische en betekenisloze eisen. Dit speelt op meerdere niveaus, en de tegenstellingen zijn het zichtbaarst in de hoofdstukken over landbouw en veehouderij. De partij beschikt duidelijk over expertise over deze onderwerpen. Dat zie je terug in zowel de mate van detail en de radicaliteit van de eisen, als de moeite die ze erin steken om een logistiek enigszins haalbaar transitie-traject te schetsen. Als gevolg zijn veel van deze eisen nuttig voor bewustwording en educatie. In de hoofdstukken waarin het gaat over de onderwerpen waar de partij naar is vernoemd en wiens belangen ze zegt te willen vertegenwoordigen, ligt dat helaas anders.
Als veganist en als marxist zie ik emancipatie als hoogste politieke doel. Wat betreft mensen gaat het uiteraard primair om zelfemancipatie met als doel afschaffing van geïnstitutionaliseerde uitbuiting. Maar net zoals dat we met betrekking tot mensen niet eisen dat ze ‘zichzelf helpen’ (en dat wij tot zij dat doen, zelf door mogen gaan met onze uitbuiting van hen), betekent dit volgens mij met betrekking tot de andere dieren – zeker gezien dat ze niet in staat zijn zichzelf op vergelijkbare manieren te organiseren als wij, en ze allemaal worden gesegregeerd en gedood, waardoor systematisch verzet onmogelijk is – dat we zelf moeten zorgen dat er een eind komt aan het gebruik van dieren als grondstoffen en als middelen, en aan het feit dat dieren voor de wet goederen of levende eigendommen zijn. Maar hoewel zo’n eis op zich relatief makkelijk is op te nemen in programma’s, is hij lastig in de praktijk te brengen en te verkopen aan stemmers omdat 95%+ van de bevolking momenteel op dagelijkse basis dieren en van dieren gemaakte producten gebruikt, en daarom nogal aan dat ‘recht’ of ‘privilege’ verknocht is. Als zodanig is het vaak nodig voor mensen om er eerst achter te komen dat ze zonder kunnen, voordat ze zonder willen.
Een van de voor mij opvallende programma-eisen is dat de partij enerzijds pleit voor een 75% reductie van de veestapel in 2 jaar, en pleiten voor een totaalverbod op jacht, maar dat ze anderzijds bijna niks zeggen over afschaffing van de visserij, en dat ze heel anders praten over de gemechaniseerde en massale jacht op wilde zeedieren dan over de jacht op (vaak minder) wilde landdieren. ‘Visserij’ willen ze namelijk slechts reguleren, en dan vooral om uitverkoren diersoorten te beschermen zoals dolfijnen, tonijnen en walvissen. En ook de ondertitel van hoofdstuk 2 van hun programma vind ik nogal dubieus. Die ondertitel stelt namelijk dat gedomesticeerde dieren het ‘recht’ moeten hebben ‘om te leven naar hun aard’. Dit is in feite een betekenisloze of zelfs hatelijke eis, omdat zij alle ruimte laat voor subjectieve inschattingen door gemotiveerde – en door een groot deel van de ‘dierenwelzijnsindustrie’ op handen gedragen – ‘experts’ zoals Temple Grandin.7 Als zodanig hebben als vee gehouden dieren maar weinig baat bij een overwinning van de partij, behalve in de zin dat er sprake zou zijn van plotse schaalverkleining binnen onze landsgrenzen en daarmee hopelijk een aanbodschok die de vraag naar plantaardige producten vergroot. En deze hoofdstukken maken zeker de nodige woorden vuil aan het bepleiten van voor de dieren grotendeels loze hervormingen, zoals dat uitbuiters dieren ‘minder’ en op minder verschillende manieren kwaad mogen doen.
Dat daargelaten, acht ik de kans reëel dat dit weinig directe gevolgen heeft voor de Nederlandse consumptie ook als die ‘75% reductie’ er zou komen. Dit omdat die nog steeds volledig zou kunnen worden bediend via de resterende 25% (plus import, want dat is in het kader van vrijhandel niet makkelijk te verbieden).
Compleet anders ingestoken, en daarom voor mij veel lastiger serieus te nemen, is het hoofdstuk over het behalen van de klimaatdoelstellingen. Ook in dit hoofdstuk vinden we een aantal reformistische eisen, maar die staan in grote spanning met vele andere scherpe eisen zoals ‘volledig duurzame mobiliteit in 2030’ – dus vervanging van alle bestaande gemotoriseerde voertuigen (al lijken ze scheepvaart en luchtvaart hier niet toe te rekenen) (p.25).
Ook pleiten ze voor het geheel internaliseren van alle door bedrijven veroorzaakte externaliteiten (maar hoofdzakelijk uitstoot en ander afval), het afschaffen van complete industrieën op basis van democratische besluiten over hun bestaansrecht en sociaal nut, over grondonteigening ( onder andere voor huizenbouw) en over de noodzaak van een betaalbaar, hoogwaardig OV-netwerk. Hoewel veel van de eisen op zich zinnig zijn, zijn ze logistiek en kapitalistisch compleet onhaalbaar. Als ze zouden worden ingewilligd, zou het functioneren van de economie en zelfs van de waardevorm enorm worden ondermijnd, en zouden bedrijven bij bosjes omvallen of naar het buitenland vluchten.
Maar tegelijk gaat het nergens over socialisatie van OV, nutsbedrijven, huizenvoorraad, enzovoorts, laat staan verdergaande democratisering van de economie. Democratisering van de werkvloer schittert verder door afwezigheid, net als een expliciete afwijzing van marktwerking (laat staan de waardevorm) als maatschappij-regulerend principe. ‘Marktwerking’ wordt uitsluitend verworpen in het kader van de (ouderen)zorg en Europese aanbestedingsregels, terwijl ze de EU-landbouwsubsidies zelfs willen afschaffen zodra de transitie naar duurzame landbouw af is (waarom dan?). En af en toe komen er ook zwaar uit de toon vallende eisen langs zoals het aanleggen van een spoor tussen Utrecht en Breda.
Elders in het programma vinden we best een aantal sympathieke (meer of minder ‘haalbare’) eisen aangaande economische herverdeling, versterking van het demonstratierecht, antidiscriminatiewetgeving, complete seksuele- en relatievrijheid en transrechten, privacy, het afschaffen van ‘bbp’ als maatstaf, betere behandeling van Caraïbisch Nederland, het behandelen van vrijwilligerswerk als volwaardig ‘werk’, het verbieden van gele bonden, inclusief onderwijs, meer partnerverlof en kinderopvang. Maar ook hier is ‘de overheid’ de spil die alles moet uitvoeren, terwijl ze nergens expliciet breken met het kapitalisme.
Op het gebied van internationalisme is het programma wispelturig. Zo pleit het programma voor wapenleveranties aan Oekraïne (want ‘het volk wil zich verdedigen’) en voor een werkvisumstelsel (‘tewerkstellingsvergunningen’) voor Nederland dat vergelijkbaar is met het Amerikaanse systeem – een systeem dat nauwelijks meer werk oplevert voor de ‘eigen’ bevolking, mensenrechten ondermijnt en een drama is voor arbeidersrechten en de organiseerbaarheid van migranten.
Wel spreekt het programma zich als een van de weinigen uitgebreid uit tegen vrijhandelsakkoorden, het huidige systeem van ‘ontwikkelingshulp’ (p.116), en het beleid van IMF en Wereldbank dat het voor arme landen zo goed als onmogelijk maakt de eigen landbouwsectoren te moderniseren (p.117), geven ze kritiek op ‘opvang in de regio’ als een non-oplossing, en pleiten ze voor het tolereren van ontwikkelings-protectionisme in arme landen en verplichte deelname van inheemse organisaties en vakbonden aan eventuele handelsverdragen met die landen.
Conclusie
Kortom, het programma is redelijk radicaal-sociaaldemocratisch, al is het lastig te zeggen waar ze echt op zullen inzetten, en hoe de partij zich de komende tijd zal ontwikkelen. Juist omdat het zo inconsequent wordt toegepast, is het utopisme maar beperkt agitatorisch nuttig, vanwege hoe reformistische en utopische eisen naast elkaar bestaan zonder duidelijkheid hoe ze zich tot elkaar verhouden, terwijl we recent konden zien hoe weinig de partij ermee doet als een wèl behaalde winst (compleet voorspelbaar) ongedaan wordt gemaakt door de burgerlijke staat.
Als het je gaat puur om afschaffing van diergebruik is de PvdD natuurlijk wel de meest logische keuze simpelweg omdat ze de uitgebreidste sectie heeft over landbouw en veehouderij. Daarnaast staan er uiteraard nog een heleboel andere eisen in over de afschaffing van specifieke vormen van diergebruik (zoals dolfijnenjacht door de Japanners, kosjer/halalslacht, en bontgebruik). Voor deze eisen koop ik zelf niet zoveel, deels omdat het randfenomenen zijn als je kijkt naar de aantallen, deels omdat ze xenofobie en discriminatie in de hand werken (want er is geen materieel verschil tussen kosjer of “gewoon industrieel” doden; het doden van dolfijnen is moreel niet verwerpelijker dan het fokken van varkens of kippen met als doel die te doden; enzovoorts. Als je als partij vervolgens bewust die suggestie wekt, is dat op zijn minst misleidende staartpolitiek).
Als je als principieel linkse stemmer de PvdD overweegt, en een grote rol ziet weggelegd voor linkse agitatie, dan is het een beetje de vraag in hoeverre de partij dat ook echt zal gaan doen. Uiteraard zullen ze zich vooral inzetten voor verandering van landbouw en dierhouderij, en daarnaast voor het vergroenen van de economie en maatschappij. Daarnaast is er een kans dat ze zullen groeien en radicaliseren, door het ontstaan van BBB als uitgesproken conservatiefrechts tegendeel. Desalniettemin lijkt de kans klein dat ze ook echt werk gaan maken van het bouwen aan een linkse beweging, en zal de komende periode moeten blijken welke kant de partij op wil, en of ze meer gaan actievoeren en radicaliseren of juist nog braver worden. Maar het is zonder meer kwalijk dat de partij niet eerlijk wil toegeven dat haar ideeën niet haalbaar zijn zonder de strijd te verbreden
Het Communistisch Platform verschaft kameraden uit alle hoeken van de socialistische beweging de mogelijkheid van communisme.nu gebruik te maken om discussie te voeren. Tenzij anders vermeld zijn gepubliceerde artikelen en brieven daarom niet per se representatief voor de opvattingen van het Communistisch Platform.
- https://www.bnnvara.nl/joop/artikelen/opgestapt-pvdd-kamerlid-vernietigend-over-partij-en-thieme ↩
- https://decorrespondent.nl/14226/de-tweede-kamer-verbood-per-ongeluk-bijna-de-hele-veehouderij-wat-nu/f6b0d5ca-cc48-0fd5-067f-d8476b9faf59 ↩
- De partij laat in haar beginselprogramma bewust ruimte voor ‘biologisch’ diergebruik, door de betekenis van ‘noodzakelijk’ te verwateren en door nergens duidelijk te zijn dat alle geïnstitutionaliseerd diergebruik voor voedsel, kleding en vermaak zou moeten stoppen als je onnodig lijden verkeerd vindt. Zie https://www.partijvoordedieren.nl/beginselverklaring ↩
- Dit betekent overigens niet dat Ouwehand per se voor coalitiedeelname is – ze lijkt in elk geval principiëler dan Lilian Marijnissen. Zie https://nieuws.nl/algemeen/20231102/ouwehand-overweegt-pas-coalitiedeelname-bij-echte-koersverandering/ en https://twitter.com/estherouwehand/status/1723642565361086727 ↩
- https://www.businessinsider.nl/esther-ouwehand-krijgt-vertrouwen-van-nieuw-bestuur-partij-voor-de-dieren-beschuldiging-integriteitsschending-ongegrond/ ↩
- https://assets.partijvoordedieren.nl/assets/algemeen/Verkiezingsprogramma-2023-Tweede-Kamer-Partij-voor-de-Dieren.pdf ↩
- https://grandin.com/design/chute.ramp.race.design.html ↩