Zombies en festivals: aantekeningen aangaande escapisme
Zombies en festivals: aantekeningen aangaande escapisme

Zombies en festivals: aantekeningen aangaande escapisme

Mark Brusse kijkt naar cultuur in een kapitalistische maatschappij.

Voordat er cultuur is, is er productie.

Zijn dit ware woorden? Marxisten zeggen vaak van wel, al zijn er voor alle posities uitzonderingen en hiaten te vinden. Om te leven hebben wij productie nodig: kunst, de leefomgeving, de mensheid, wordt allemaal gecreëerd. onze baan, waarin wij producten of juist diensten produceren neemt jaren van ons leven in. In onze vrije tijd produceren wij, in onze werktijd produceren wij. En hoe wij produceren heeft al jaren onze kijk op de wereld beïnvloed, zo niet gestuurd.

Een Marxistische kijk op cultuur is ‘hard’ of ‘zacht’. Cultuur wordt bepaald door materiële omstandigheden, ja, maar vooral door concrete gebeurtenissen of abstracte processen? McNally, de schrijver van ‘Monsters of the Market’ hoort bij de ‘harde’ kant van cultuurkritiek. In plaats van zijn heil te zoeken bij vage trends en generalisering, verklaart hij fenomena zoals monsters door middel van het brute en traumatische proces van economische privatisering: het opdelen van ‘common lands’, het vernietigen van gilden, de staatsonderdrukking die daarbij te pas komt. Waar mcNally zeker gelijk in heeft, is dat brute, traumatische gebeurtenissen de ‘mindset’ ingrijpend kunnen beïnvloeden: denk aan de modernistische kunstbeweging na de Eerste Wereldoorlog. Het probleem, echter, met de ‘harde’ aanpak is dat die de langzamere structurele problemen achterwege laat: escapisme is immers van alle tijden. En het is niet over de traumatische fantasie, maar over het escapisme dat ik het wil hebben.

Orde en Eenheid

McNally heeft het over zombies als onbewuste uiting van een aanval op ons lichaam door kapitalisme, een ‘hard’ Marxistische opvatting. Bourgeois opvattingen over zombies zijn, natuurlijk, de mainstream. Op de site ‘Tvtropes’ is een amateuristische analyse van apocalyptisch escapisme aanwezig, waar men zegt dat de apocalyps aantrekkelijk is omdat die men het gevoel geeft om speciaal te zijn. Aangezien we ons identificeren met bepaalde hoofdpersonen in apocalyptisch entertainment, voelen wij ons zo ‘specialer’ en afgezet tegen de massa. De bourgeois verklaring rijkt, zoals gebruikelijk, niet verder dan de oppervlakte. Als het om ‘specialiteit’ gaat, waarom draait het in escapistische literatuur en films dan altijd om een groepsverband? Of, beter gezegd, waarom is men als groep speciaal? De ‘allerspeciaalste’ overlevende of superheld heeft geen liefde nodig, geen kameraadschap. De ‘allerspeciaalste’ overlevende is een Randiaans persoon zoals John Galt, in feitelijke eigenschappen moeilijk te onderscheiden van een psychopaat. Maar hoewel Ayn Rand zelf altruïsme verafschuwde en een psychopaat bewonderde, is er zelfs in haar boeken iets anders te ontdekken dan kilheid. De ‘goede’ kapitalisten zijn kameraadschappelijk, vriendschappelijk, in hoe ze met elkaar handelen, ‘eerbare handelaars die handelen als gelijken’. Zelfs in haar filosofie lekt de vervreemding door. Het is het met communisme bevlekte kapitalisme van nu dat vervreemd, mensen van het rechte pad haalt en lelijk maakt. Alle niet-communisten zijn haast engelen in hun rechtschapenheid. De implicatie is duidelijk: vernietig de welvaartsstaat en de echte, ware mens komt naar boven, wat weer impliceert dat die mens niet meer vervreemd zal zijn zoals nu omdat dat juist haar aanklacht is tegen de huidige mens.

De apocalyps is niet aantrekkelijk als idee omdat het mensen ‘speciaal’ maakt. Mensen vinden zichzelf toch al speciaal. Wat escapisme altijd biedt, nog meer dan de uitverkorenheid van de protagonist, is kameraadschap en liefde voor die protagonist. Ik heb nog nooit een zombiefilm gezien waar er totale eenzaamheid was. Zelfs in I Am Legend had de hoofdpersoon zijn hond en was er de aantrekkelijkheid van de ‘overzichtelijke wereld’.

Het probleem van de normale opvatting van ‘specialiteit’ (behalve dat die maar gedeeltelijk en oppervlakkig klopt) is dat die ook op de gebruikelijke manier gebruikt wordt: om te impliceren dat het bij escapisme alleen gaat over mensen die sociaal afval zijn, dat het buitenbeentjes zijn die sowieso al uitzonderlijke problemen hebben. Maar de constante formule die escapistisch vermaak kenmerkt (uitverkoren protagonist, trouwe kameraden, liefde, het verslaan van een groot kwaad) spreidt zich uit over bijna alle genres en mediavormen en ook bij Fantasy die is geaccepteerd door de ‘mainstream’. Game of Thrones functioneert via het uitmelken van deze formule doordat alle belangrijke, (enigszins) sympathieke figuren met macht (Eddard, Robb, Stannis, Jon, Daenerys) na elkaar de rol overnemen van reddende protagonist. Eddard sterft? We hebben Robb nog. Hij sterft? Jon. Hij sterft? Daenerys. Het publiek is steeds zo geschokt door hun dood omdat de schrijver steeds willens en wetens tegen de regels van fantasy in gaat, wat totaal onverwacht is. Romantic comedy, thrillers, allemaal hebben ze een happy ending. Escapisme is de norm, en bevind zich niet alleen in World of Warcraft of Eragon. En de bewering dat dystopia over ‘excellentie’ of ‘gevaar’ gaat, en daardoor escapisme is?

Het Rustgevende Gevaar van Zombies

In ‘The Walking Dead’ is Rick misschien de leider, maar ik zou niet durven zeggen dat hij lang de hoofdpersoon blijft of dat hij een zeer ‘uitverkoren’ functie heeft. Er is een zeker vertrouwen in zijn kunnen, maar als de groep uit elkaar valt doen alle subgroepen het op zichzelf alsnog goed. Het verhaal focust net zoveel op hem als op anderen. Anderen worden net zo capabel als hij.

Zombies zijn niet aantrekkelijk als ‘de mensenmassa’ waartegen de ‘speciale’ mensen zich afzetten. De zombies in the Walking Dead zijn machines, die geen frustratie meer oproepen bij de hoofdpersonen en ook niet worden gezien als mensen. Ze zijn een deel van de setting geworden, een deel van de omgeving waarmee de hoofdpersonen interactie hebben. De zombies zijn geen afschrikking waarvan de escapist blij wordt als die vernietigd wordt, maar juist iets waarvan hun algemene bestaan de escapist blij maakt. De zombies, als deel van de omgeving, zijn niet ‘onbegrijpelijk’ of ‘slecht’ of ‘wreed’ zoals de mensenmassa die de escapist verafschuwt. Ze zijn gevoelloos en worden door de hoofdpersonen haast genegeerd. De mensen in the Walking Dead zijn het meest gevaarlijk en gestoord, en bestaan uit dynamische groepen, maar men komt die mensen haast niet tegen.

Het voornaamste probleem van de serie, de zombies dus, is heel vaak niet eens een probleem: er gaat haast geen dreiging vanuit. In seizoen 3 roeide de groep rustig een gevangenis vol zombies uit, zonder (dodelijke) slachtoffers. Er gingen bijna geen hoofdpersonen dood: slechts nieuwe hoofdpersonen met faux-belangrijkheid. De zombies zelf waren bijna onbelangrijk, slechts een deel van de setting waartegen het echte verhaal zich afspeelde: een groep die een leven opbouwt.

The Walking Dead houdt zich vooral bezig met hoop. Hoewel de hoofdpersonen zeggen dat ze ongelukkig zijn, is het voor een escapist moeilijk dat te accepteren omdat hun leven zoveel simpeler is geworden. Er is een amusante mismatch tussen de ervaring van de hoofdpersonen en die van het publiek: het publiek ziet een simpel, kameraadschappelijk leven, de hoofdpersonen zijn getraumatiseerd.

Vooral amusant is de wending die de groep uiteindelijk neemt. Hij raakt steeds meer op zichzelf ingespeeld doordat men elkaar steeds meer leert kennen. Deze cast, geliefd bij het publiek, functioneert op basis van solidariteit en delen. Er is geen sprake van enige allocatie in hun voedsel: “You have no food and you don’t turn on each other? You’re survivors!” Alle andere groepen met een individualistisch systeem worden monsterlijk of hebben impliciet bijna geen cohesie. Doordat de groep constant nieuwe leden op kan nemen op de basis van ‘dingen voor elkaar doen’, zoals Glenn het zegt, kan hij zich constant vernieuwen: het is geen gesloten lichaam. Op basis van solidariteit en wederzijdse opoffering slaan ze zich door de grootste bedreigingen heen.

Al helemaal absurd (gezien dat dit een Amerikaans programma is) is de behandeling van Judith, de baby van de groep, als haar moeder sterft. Waar in seizoen 3 Beth haar rol overneemt als moederfiguur, ontstaat er in seizoen 5 een moeiteloze communale verzorging, waar iedereen beurten lijkt te nemen in het verzorgen van ‘hun’ baby. Het is geen enkel probleem dat de centrale moederfiguur ontbreekt.

Dit escapisme komt niet voort uit een drang ‘speciaal’ te zijn en ik vrees dat mcNally’s ‘harde’ opvatting soms niet werkt omdat de populariteit van dit soort shows beter (naar mijn mening) met een ‘zachte’ opvatting te verklaren valt. Er is geen sprake van concrete lichamelijke agressie door kapitalisme naar het overgrote deel van de mensen die The Walking Dead kijkt, omdat die rijk genoeg zijn om AMC en/of Netflix te betalen. Wat hen aangedaan wordt is abstracter: ze leven in een economisch systeem waar ze nauwelijks controle over hebben en wat niet te begrijpen is.

Escapisme Geprivatiseerd

Escapisme is ook een cultureel verschijnsel, maar de collectieve vervoering is simpelweg van de politiek en protesten de markt in getrokken. Het beste voorbeeld hiervan is de rol van festivals. Festivals hebben sekte-achtige elementen. Een van Tomorrowland’s motto’s is: “Join the Global Family. Join the People of Tomorrow”, iets wat de plaatselijke cult in het achterland van Kentucky niet zou misstaan. Men slikt ecstacy, niet alleen om door te stampen, maar ook om dichter tot elkaar te komen. DJ’s schreeuwen uitvoerig over gelijkheid en eenheid en over hoeveel ze wel niet van het publiek houden. Een andere vorm van escapisme is de werkelijkheid is Life-Action-Roleplay, waar een perfecte middeleeuwse maatschappij wordt uitgedacht in het echte bestaan. Het lijkt

niet onwaarschijnlijk dat dit met het verstrijken van de tijd meer geaccepteerd wordt en dat meer mensen er aan mee gaan doen. Studentenverenigingen, voetbalkampioenschappen, ze doen allemaal aan broodnodige groepsvorming.

Het bedrijfsleven weet al lang dat individualisme grotendeels onzin is. Reclame spreekt intersubjectiviteit en cultureel bepaalde verwachtingen over jezelf aan. Wat belangrijk is, is imago. Reclames focussen op feesten, reizen, aanzien, liefde en grootse gebeurtenissen (altijd gedeeld met anderen). Genot straalt altijd of op de leden van een groep.

De beloftes van individualisering botsen wrang met een realiteit waar men geen enkele controle op heeft. Zodoende botst de illusie van escapistische fictie, reclame en festivals, namelijk dat men een hechtere groep zal krijgen, ook wrang met een machinale en onpersoonlijke werkelijkheid. Men weet ergens ook dat de fictie slechts een leugen is, dat reclamemakers niets om je geven en dat de ecstacyliefde de volgende dag weer vergeten is, dat de dj die zegt van je te houden je niet zal willen ontmoeten.

Het is ook opmerkelijk dat escapisme op zichzelf gecommodificeerd is: boeken zijn producten en het consumeren ervan moet ingeroosterd worden, festivals, LARPs en kampioenschappen vereisen tickets. Over het escapistische tijdsverdrijf hangt dus, vanwege zijn duidelijk afgebakende grenzen, de schaduw van de consumptie: het product gaat ‘op’ raken. Wanneer men vrij heeft van werk is dit voor een duidelijk afgebakende periode, en aldoende hangt over de vakantie de schaduw van de terugkeer naar het werk. Een herinnert je aan zijn einde doordat je dat steeds dichter nadert, een LARP eindigt op een bepaald tijdstip. Het is alleen de realiteit die vormeloos zou kunnen zijn wat tijd betreft.

De Linkse Reactie

Wat is dan de rol van de communistische schrijver en denker aangaande de werkelijkheid en in de escapistische genres? Om de steen om te draaien en de kakkerlakken te zien lopen, het genre bij zijn wortels uit de grond te trekken en de rot te laten zien. Om bewust op de regels van het genre in te spelen en de focus van de fascistische esthetiek af te halen, door te laten zien dat die ideologie naar een onwenselijke samenleving leidt. De gevolgen van escapisme zijn irrelevant. Wij communisten geloven dat als wij onze zin krijgen, het (bijna) niet meer nodig is. Het is onmogelijk om sociale machtsfantasieën compleet uit te bannen: er zijn altijd wel mensen die het sociaal moeilijk hebben. Maar hoe moeten we verder gaan na een ‘aanval’ op

de oude manier van fictie creëren? Onze eigen vorm van escapisme maken, hopend dat het tot actie in de werkelijkheid gaat leiden? Of moeten we er vanuit gaan dat dit niet werkt en ervoor gaan om escapisme zo belachelijk te maken dat het niet meer serieus te nemen valt, ook niet als onze eigen schrijfvorm, om zo mensen op de werkelijkheid te richten? Het zijn geen vragen waarop wij een eenduidig antwoord zouden moeten geven: welke linkse schrijver zou oprecht wensen om een monolitische literatuur? Het enige wat aan te raden is, is om altijd te schrijven en creëren met zelfbewustzijn,altijd te beseffen welke literaire clichés men aanhaalt.

Wat zeker is, is dat escapisme wel degelijk een materiële basis heeft en zeker niet eeuwig is. Het is aan ons een werkelijkheid te creëren waar je niet meer aan wilt ontsnappen.

Auteur