Het ontstaan van de O.S.P.
Het ontstaan van de O.S.P.

Het ontstaan van de O.S.P.

Deze week in 1932 ontstond de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP), toen de marxistische linkervleugel van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) zich op het congres in  Haarlem afscheurde.

Alhoewel een eerdere groep jonge linkse radicalen (de zogenaamde Tribunisten) de SDAP al in 1909 had verlaten na een hoogoplopend conflict met het reformistische partijbestuur, zou het merendeel van de linkerflank deze scheuring (die deels door de rechtervleugel werd afgedwongen) niet volgen. De klassieke marxisten in de partij waren veelal vanaf het eerste uur betrokken geweest, en waren in 1909 nog niet bereid om “hun” beweging te overhandigen aan partijgenoten die het marxisme te extreem vonden en veel liever naar een geleidelijke overgang naar het socialisme streefden.

Enkele jaren later, in 1932, zou dat echter geheel anders liggen. Deels verzwakt door de uittrede van de communisten in 1909, was de linkervleugel niet meer in staat geweest de reformistische partijleiding en de rechtervleugel te overwinnen. De partij die, zo kenmerkend voor de socialistische partijen van de Tweede Internationale, was opgezet als een brede en toegankelijke partij voor socialisten met uiteenlopende overtuigingen, was niet langer een plek waar vrije discussie mogelijk was. Meermaals wist de partijleiding de publicaties van de linkervleugel te verbieden of monddood te maken, waarmee zij de enige middelen die de marxisten bezaten om de discussie voor een linksere koers in de partij te voeren effectief ontnamen.

Toen het partijbestuur in 1932 de linkervleugel voor de keuze stelde om ofwel hun meest recente krant op te heffen, of hun lidmaatschap van de SDAP op te geven, was dit de spreekwoordelijke druppel. Er was grote vrees in de partij dat de reformistische leiding met het verbod op de publicatie te ver was gegaan, en dat dit aanleiding zou vormen voor partijvader Frank van der Goes om de SDAP te verlaten. Een groot deel van het congres bestond uit partijgenoten die Van der Goes smeekten om toch te blijven. Dit emotionele gebeuren werd weliswaar kort onderbroken door een komische gebeurtenis:

“[Wibaut] sprak zijn oude strijdmakker aan – die lui waren jaren met elkaar opgetrokken – en: Frank, Frank, doe dat niet, want je zult in het kleinste groepje belanden en elk contact met de arbeidersbeweging zul je verliezen, doe het niet. Het was bladstil in het congres, zo sprak hij op die mensen in en zo hingen ze aan zijn lippen. Op een gegeven moment barst Albarda in lachen uit, zeg. En wat is nou het geval? Die Wibaut was een sloffe man wat zijn kleding betreft en verdomme zeg, toen staat hij helemaal in zijn onderbroek – was zijn broekband gebroken, was zijn broek afgestroopt! En hij, kalm, neemt zo die broek op en houdt hem zo vast en gaat verder.”

Het mocht echter niet baten, en nonchalant betrad Van der Goes het podium om zijn afscheid aan te kondigen. Door de SDAP ging een schokgolf toen bekend werd dat de gehele linkervleugel hem zou volgen. De oervader van het marxisme in Nederland zou zich aansluiten bij de OSP  die diezelfde dag nog werd opgericht door P. J. Schmidt en J. de Kadt – en in zijn kielzog meer dan 7000 partijgenoten, haast 10% van het gehele ledenaantal van de SDAP! In één klap werd de OSP de grootste marxistische partij van Nederland die de Communistische Partij Nederland met 1100 leden en haar recente anti-stalinistische  split, de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP) met nog geen 1000 leden, ver achter zich liet.

Haar ledenbestand was ervaren en gemotiveerd – het bestond voor een groot deel uit de meest actieve en de meest geschoolde kaders van de SDAP. Daarnaast had de OSP met Frank van der Goes in haar partijtop de parel van de Nederlandse marxistische beweging in huis. Het leek een formule voor succes, en vol enthousiasme ging men aan het werk met als doel om na de verkiezingen in 1933  met ten minste één zetel in de Tweede Kamer te komen.

Het kader van de OSP bestond voornamelijk uit geschoolde arbeiders – bovenal waren onderwijzers  sterk vertegenwoordigd in deze jonge partij. Een ander kenmerk van het OSP-kader  was dat een groot deel werkloos was. In de vroege jaren ’30 had de wereldwijde economische crisis ook Nederland getroffen. Door dit verpauperde ledenbestand en het vasthouden aan het principe van spotgoedkope prijzen voor de partijbladen, kampte de OSP met constant geldtekort.

Uiteraard mocht dit de pret niet drukken en wierpen de leden zich op hun taak. Met zeeën van tijd tot hun beschikking was de OSP een hyper-activistische partij. Naast posters plakken en propagandistische graffiti verspreiden (waar leden meer dan eens voor werden gearresteerd en in de cel gegooid) introduceerde de OSP als eerste op grote schaal de ‘prikactie’ in Nederland. Ludieke acties die bedoeld waren om de aandacht van het publiek te grijpen voor een sociale kwestie werden op allerlei manieren ingezet. Terugblikkend op de OSP zou Frank van der Goes aan het einde van zijn leven schrijven dat de partij wellicht té activistisch was geweest. Ook zette de partij als eerste groot in op antifascisme. De OSP runde een uitgebreid illegaal netwerk voor Duitse en Oostenrijkse politieke vluchtelingen, die opgevangen werden in de huizen van leden. Naast dit activisme bond de OSP mensen aan zich door een breed assortiment aan verenigingen en partijbladen.

Het activisme mocht helaas niet baten. Bij de kamerverkiezingen van 1933 kwam de OSP, na maandenlang keihard campagne gevoerd te hebben, zo’n 300 stemmen te kort voor een zetel. Hier zijn een paar oorzaken voor te noemen: 

  1. De  SDAP zette hard in op het intimideren van arbeiders die er over dachten zich bij de OSP aan te sluiten. Het werd ze duidelijk gemaakt dat ze daarmee in feite uit de ‘Rode Familie’ geschopt zouden worden, sociaal vergruisd zouden worden, geweerd zouden worden van invloedrijke posities in de vakbond, etc. 
  2. Het activisme bleek simpelweg niet zo effectief als gedacht. 
  3. De andere grote marxistische partij die zowel reformisme als stalinisme afwees, (de Revolutionair Socialistische Partij van Henk Sneevliet)  had vlak voor de verkiezingen enige furore veroorzaakt. Sneevliet had zich weten te profileren als *de* grootste criticus op het bombarderen van het  marineschip ‘De Zeven Provinciën’ door de Nederlandse overheid, waar in februari 1933 muiterij was uitgebroken vanwege een aangekondigde salariskorting . Hiervoor was Sneevliet  in de gevangenis gegooid. Dit  won hem veel sympathie onder de Nederlandse socialistische beweging, en dus ook stemmen. De RSP zou hierop wél een zetel in de Tweede Kamer weten binnen te slepen.

Deze nederlaag sloeg een grote deuk in het zelfvertrouwen van de OSP. Hierbij kwam dat de machtsovername door Hitler in Duitsland er diep inhakte bij de partijleden. Door het uitgebreide vluchtelingennetwerk voor Duitse socialisten en het militante (en dikwijls gewelddadige) verzet van de OSP tegen nationaalsocialisten in Nederland, ontstond een grote en terechte angst dat Hitler wel eens een direct gevaar zou kunnen opleveren voor de Nederlandse partij. De combinatie van de verkiezingsnederlaag en het al groeiend gevaar van het nazisme zorgde ervoor dat veel leden de OSP verlieten.

Het overgrote deel gaf de strijd echter niet op, en bleef zich inzetten als grootste vertegenwoordiger van het  marxisme in Nederland.

In juli 1934 breekt de Jordaanoproer uit. Informatie over de oorzaken van deze oproer is elders te vinden. Relevant voor de OSP is dat de gevolgen de facto haar einde zouden inluiden. Het begon met de dood van Jan Geressen, een lid van de OSP-militie ‘Socialistische Arbeidersweer’. Hij was het eerste slachtoffer van de oproer en werd door een politiekogel getroffen in het voorhoofd. Vlak voor zijn dood had hij een briefje geschreven en via een loopjongen naar OSP-bestuurslid Sal Tas gestuurd: “Sal. Ik sta achter de barricade. Kom naar de Jordaan, de revolutie leiden.”

De dood hakte er diep in bij de OSP. De  radicale partijleider Piet Schmidt begaf zich onder de demonstranten en schreef een pamflet over de oproer. Hierop werd Piet Schmidt gearresteerd en tot een gevangenisstraf veroordeeld voor opruiende propaganda en het zwaaien met een revolver. De andere twee grote namen van de OSP, de steeds sterker antirevolutionaire Jacques de Kadt en zijn rechterhand Sal Tas, vluchtten daarop  naar België, uit angst om ook vervolgd te worden. Hier zouden ze nog lange tijd ondergedoken zitten, en het was ook direct het einde van hun rol bij de OSP.

Met de driekoppige leiding van de partij onthoofd ging het de partij slecht. Het was chaotisch en demoraliserend. Na de terugkeer van Piet Schmidt uit de gevangenis werden De Kadt en Sal Tas geroyeerd omdat ze Schmidt een mes in de rug hadden gestoken door hem aan te vallen als radicalistische “barrikadenromanticus”. Met het verwijderen van de rechtervleugel van de OSP was de weg voor fusieonderhandelingen met Sneevliet’s RSP weer vrij. Deze slaagden in 1935, waarop Piet Schmidt partijvoorzitter werd van de fusiepartij RSAP en Sneevliet haar partijleider.

Ook de RSAP baseerde zich op een oppositie tegen zowel het reformisme als het stalinisme. De RSAP was in tegenstelling tot de OSP geen brede en toegankelijke massapartij, maar een gedisciplineerde kaderpartij. Dit beviel niet iedereen, en in hetzelfde jaar als haar oprichting zou Frank van der Goes uit de partij treden met 1400 kameraden om de Bond van Revolutionaire Socialisten op te richten, die zich vooral zou richten op het produceren van marxistische theorie en niet meedeed aan verkiezingen. Ook zou een kleine trotskistische groep zich van de RSAP afscheuren omdat de RSAP zich niet bij de  Vierde Internationale van Trotski aansloot.

In 1940, een dag voor de Nederlandse capitulatie voor Duitsland, hief de RSAP zichzelf op om het Marx-Lenin-Luxemburg-Front (MLL-front) te vormen, een socialistische gewapende verzetsorganisatie. Het was samen met kaderleden van de Communistische Partij Nederland (CPN) een van de organiserende krachten achter de Februaristaking in 1941 en gaf het blad Spartacus uit. In 1942 werd de voltallige leiding van het MLL-front, waaronder voorman Henk Sneevliet, opgerold en gefusilleerd.

Na de Tweede Wereldoorlog zouden de OSP- en RSAP-leden actief worden bij verschillende instituten. Zo  is het COC opgericht door OSP-leden, financierden ze de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd tegen Frankrijk en waren ze betrokken bij het opbouwen van Nivon. De partijen zijn na de oorlog echter nooit opnieuw opgericht. Deze partijgeschiedenis blijft ondanks het weinige politieke succes van het project een inspiratiebron voor revolutionairen vandaag! 

Auteur