In België vindt op 25 mei de ‘moeder aller verkiezingen’ plaats. Het is de door grote mediabedrijven gepopulariseerde naam voor de verkiezingsdag waarop voor het eerst sinds de opdeling van België in gewesten en gemeenschappen, alle verkiezingen (inclusief de Europese maar met uitzondering van de gemeentelijke) op dezelfde dag vallen. De radicaallinkse ‘neo-marxistische’ PVDA+ maakt er kans om in het federale parlement haar opwachting te maken. Historisch! Niet alleen gaan uit de arbeidersklasse in België steeds meer stemmen op voor een eigen vertegenwoordiger in het parlement; het is ook nog eens 29 jaar geleden dat de laatste twee communisten er uit het federale parlement verdwenen.
De communistische partij in België heette van 1921 tot 1988 eigenlijk de Kommunistische Partij van België (KPB)/Parti Communiste Belge (PCB). De naam is een gevolg van de naoorlogse oproep van de Communistische, of Derde, Internationale aan de Belgische revolutionairen om zich in een Communistische Partij (met hoofdletters) te verenigen. Aangezien elk land maar ruimte had voor één zo’n partij, heetten de partij respectievelijke de Communistische Partij van land X.
De partij is bij Belgen en Nederlanders nog bekend van de moord op partijvoorzitter Julien Lahaut in 1950. Enkele dagen nadat Lahaut tijdens de troonrede van koning Boudewijn in het parlement “Vive la République” zou geroepen hebben (er zijn geen concrete bewijzen dat de kreet van hem kwam), kwam hij om bij een aanslag. De moord was het werk van een zogeheten Leopoldist, een royalistisch verzetsstrijder. (Lahaut was tijdens de Tweede Wereldoorlog communistisch verzetsstrijder.)
Communisten met een ‘k’
“Een zonderling mengelmoes van revolutionnaire ex-aktivisten, jonge dweepers met Sovjet-Rusland, ’n Hollandsche, ’n Russische en een paar Poolsche kommunisten, enkele in de parolen hunner kindsheid verstarde anarchisten, dat alles aangevuld door een aantal malkontente B.W.P.ers”. Zo omschreef het commentaar uit de eerste editie van De Roode Vaan, het communistisch partijblad, de samenstelling van de pasgeboren communistische partij in België.
De partij is nooit een massapartij geweest, maar ze was wel actief aanwezig in de Belgische arbeidersbeweging – en dat ondanks de pogingen van de BWP, de sociaaldemocratie, om de communisten uit de socialistische arbeidersorganisaties te weren. Eind jaren twintig was de partij intern sterk verdeeld tussen de antiparlementaire, links-communistische stroming, de aanhangers van Trotski en de aanhangers van Stalin (en Boecharin). Drijvend op de woeste golven van de algemene staking van 1936, kwam de relatief kleine partij toch in het parlement.
De KPB kwam na 1944, het jaar van de bevrijding van België, versterkt uit de oorlog. Vooral in de socialistische vakbond had de partij heel veel invloed gewonnen. De gloriedagen van de KPB waren van korte duur, want begin jaren vijftig – onder invloed van de Koreaoorlog – ontwikkelde zich in België een anticommunistisch sentiment. De moord op partijvoorzitter Lahaut is er een uiting van geweest. De partij geraakte verstrengeld in interne en externe moeilijkheden.
Vanaf 1954 omarmde de partij heel snel het zogeheten ‘revisionisme’, de lijn van Kroestsjov die als oplossing voor het dogmatisme en de verstarring werd beschouwd. Het kwam tot een tijdelijk heropleving na de grote algemene staking tegen de zogeheten eenheidswet van 1960. Maar algauw verzandde de partij en ontstonden oppositiestromingen binnen en buiten de partij die veeleer het maoisme aanhingen dan de Sovjetlijn. Het was de tijd van de Culturele Revolutie in China en de protesten rond Mei ’68 die de jongere generaties opzweepten tegen de bureaucratie. Uit deze beweging groeide in 1970 de maoistische partij AMADA (Alle macht aan de arbeiders), de voorloper van de Belgische Partij van de Arbeid (PVDA).
In de jaren zeventig kwam het tot tegenstrijdigheden toen de KPB onder invloed kwam van de eurocommunistische ideologie . Jaren van stagnatie en interne verstarring hadden de partij vatbaar gemaakt voor dergelijke nieuwe breuklijnen die niet op een principiële, uitgeklaarde wijze tot stand kwamen. Het eurocommunisme, dat de “revolutionaire partij” wou ontbinden en een van Moskou onafhankelijke lijn voorstond, bleek in België een dood geboren kind. Het leidde tot een openlijke breuk tussen de nieuwe, jonge eurocommunisten en de oude garde van Moskou-aanhangers.
Onder invloed van de opgang van het neoliberalisme, de verliezen van de USSR in Afghanistan en de communautarisering van de Belgische politiek (de communautaire kwestie is de Belgische variant van wat marxisten de nationale kwestie zouden noemen), waarbij de nationale partijen langsheen de taal- en gewestgrenzen van elkaar scheidden, verkeerde de KPB in een toestand van ontbinding. Midden jaren tachtig vond nog een electorale opleving plaats, maar in ’85 verdwenen Robert Dussart en Louis Van Geyt , de laatste 2 verkozen KPB-leden, uit het parlement. Daarop dreven de Franstalig en de Nederlandstalige vleugel van de KPB uiteen: in 1988 splitste de partij in de Vlaamse Kommunistische Partij (VKP) en de Parti Communiste (PC).
De VKP s ondertussen een museumstuk geworden, de Parti Communist bestaat nog altijd als politieke formatie – zij het sterk gekrompen. De VKP maakt een korte fase als drukkingsgroep door maar viel begin jaren 2000 helemaal uiteen. De activiteit van de PC bevindt zich in grote mate op het electorale domein, hoewel dat in veel gevallen niet meer als zelfstandige formatie gebeurt.
De PVDA+ in het parlement?
Een aantal leden van de PC is actief op de Waalse kieslijst van PTB-Go (Parti des Tavailleurs Belge – Gauche ouverte, PVDA – Open links). Tot nog toe is sinds 1985 geen enkele marxist meer tot het federale halfrond verkozen. Het is niet zo dat het aan initiatieven heeft ontbroken. Het ging van de Lijst D’Orazio in 1999 rond de militante vakbondsafgevaardigde Roberto D’Orzaio na de sluiting van de staalfabriek van Clabecq, over de initiatieven LE(E)F en CAP waarin voormalige linkse figuren uit de sociaaldemocratie betrokken waren begin jaren 2000, tot Rood! dat een breuk was met de Vlaamse sociaaldemocratie en de Front des Gauches in Wallonië in navolging van het succes van de Front de Gauche in Frankrijk. Geen enkel van deze pogingen een alternatieve lijst in te dienen haalde meer dan een paar procenten. Ondertussen verkoos de PVDA om meestal op eigen houtje naar de stembus trekken, zonder veel resultaat.
Maar de PVDA is sinds het uitbreken van de financieel-economische crisis en haar hervormingscongres uit 2008 aan een gestage opgang bezig. (Electoraal komt ze met de naam PVDA+ naar buiten: de PVDA plus een aantal ‘onafhankelijke’ kandidaten.) Ze onderstreept in de pers niet meer maoistisch of stalinistisch te zijn, dat de banden met Noord-Korea doorgeknipt zijn, maar ze blijft een radicaallinkse partij waarvan de meeste kaderleden en leidinggevende figuren een vorm van maoisme aanhangen. Voorzitter Peter Mertens noemt de ideologie van de partij “neo-marxisme”.
De PVDA in België kon in de jaren zeventig en tachtig gestaag groeien tot een van de grotere maoistische partijen in Noord-West-Europa. Uitzonderlijk is dat de partij het tot in de jaren 2000 als maoistische formatie wist uit te houden terwijl soortgelijke partijen als de huidige SP in Nederland al veel langer een rechtsere, meer op de moderne sociaaldemocratie geïnspireerde koers hebben gevaren. Met het aantreden van Peter Mertens als voorzitter van de partij groeide de invloed van de hervormingsgezinde vleugel binnen de PVDA sterk. De partij tracht zich sindsdien te spiegelen aan de Nederlandse SP (u hebt misschien al de link gezien tussen de electorale slogans “supersociaal” van de PVDA+ en “100% sociaal” van de SP), al zijn de sympathieën voor de stalinistische partners elders zoals de Cubaanse Communistische Partij of de Griekse (KKE) nooit ver te zoeken.
De PVDA+ haalde in 2012 haar eerste doorbraak door in de stad Antwerpen (met een half miljoen inwoners de grootste stad van Vlaanderen) meer stemmen te halen dan de liberalen en de groenen. Ook in Luik, de grootste stad van Wallonië, scoorde de partij goed. Hoewel 2014 geen 1936 is, is er wel degelijk een sluimerende vorm van klassenstrijd aan de gang in België. Een sterke toename van de werkloosheid – vooral in Brussel en Wallonië, inleveringen op het loon, grote bedrijven die sluiten vlak nadat ze enorme winsten hebben geboekt, de ene bezuiniging na de andere bij verschillende overheidsniveaus die België rijk is: de situatie schreeuwt om een stem van de arbeidersklasse in het parlement.
De PVDA+ – hoe verdeeld ze ook is over de oude en de nieuwe lijn – staat het best gepositioneerd om die taak op zicht te nemen. Ze zetelt in een klein aantal gemeenteraden, en in Antwerpen her en der ook in een lokaal bestuur samen met de sociaaldemocratie en de groenen. Ze telt bovendien meer dan 7000 leden: nooit was ze zo groot. Maar het is niet zo dat de PVDA alles op een dienblad krijgt aangereikt. Net als de KPB heeft de PVDA te maken met weerwerk van de sociaaldemocratie en de socialistische vakbondsleiding. Beide roepen op niet PVDA+ te stemmen maar op de SP.A en PS (de Vlaamse en Franstalige sociaaldemocratie) te stemmen – al kan de Franstalige PVDA (PTB) wel teren op breuklijnen binnen de socialistische vakbeweging: een aantal midden- en hogere kaders van de socialistische vakbond staan er op de lijst PTB-Go.
Van de lokale doorbraken in Antwerpen en Luik tracht de partij een springplank te maken naar het parlement. Dat zou betekenen dat voor het eerst in drie decennia een lid van een radicaallinkse partij in het Belgische parlement terecht zou komen.