Waarom wij ons lidmaatschap van Socialistisch Alternatief opzeggen
Waarom wij ons lidmaatschap van Socialistisch Alternatief opzeggen

Waarom wij ons lidmaatschap van Socialistisch Alternatief opzeggen

Betreft: Opzeggen lidmaatschap Socialistisch Alternatief door Bobby Siecker en Jos Alembic

Beste Socialistisch Alternatief,

Bij deze geven wij aan ons lidmaatschap op te zeggen van Socialistisch Alternatief en het CWI internationaal. Gezien het sporadische bijeenkomen van de organisatie kan dit wellicht als een verrassing komen. Wij willen middels deze open brief daarom uitleggen waarom we ons lidmaatschap opzeggen, welke politieke problemen we hebben en hoe wij uiting gaan geven aan onze politieke ideeën. Allereerst willen we echter beginnen met een overzicht van onze politieke ontwikkeling tot nog toe.

Jos Alembic

Begin 2003 werd ik politiek actief. In januari van dat jaar werd ik lid van de SP, in augustus werd ik actief lid van de lokale afdeling. Dat lidmaatschap was een stap in een proces dat al langer speelde. Al op vrij vroege leeftijd trokken communistische idealen mij, hoewel het Stalinisme van de USSR mij verafschuwde. Maar iets bleef knagen: Was de SP dan het antwoord? Konden we een betere, menselijkere, samenleving dan gewoon stemmen in de Tweede Kamer? Was alles wat nodig was dan gewoon een absolute meerderheid voor de SP of, op zijn minst, een linkse coalitie? Dat leek mij van niet, hoewel ik het alternatief erop ook nog moest uitvinden. Ook omdat ik aardig actief was in de partij, zeker lokaal, wilde ik de SP niet zomaar verlaten voor een andere club. De NCPN trok mij vanwege haar Stalinistische politiek ook al erg weinig als alternatief en ook de IS, waar ik al eens een keer van had gehoord, vond ik weinig interessant juist omdat ze niet in de partij actief waren.

Ik bleef dus zoeken naar een club Marxisten in de SP. Eind 2005 vond ik die en werd na een eerste bezoek aan een bijeenkomst in Rotterdam lid van wat destijds nog Offensief heette en sinds september 2010 Socialistisch Alternatief heet, de Nederlandse sectie van het Committee for a Workers’ International (CWI). Zonder dit lidmaatschap zou ik naar alle waarschijnlijkheid niet de politieke ideeën hebben die ik nu heb, zou ik me niet verdiept hebben in Marxistische politiek en me waarschijnlijk op enig moment uit frustratie uit de politiek zijn gestapt, zonder de alternatieven te kennen op de bestaande orde. Allereerst gaat dus mijn dank uit naar deze kleine, maar hechte groep mensen zonder wie dit alles niet gebeurt zou zijn.

Na een eerste introductie periode begonnen de eerste limitaties echter duidelijk te worden. Offensief was, zoals gezegd, erg klein en de activiteiten waren (en zijn) ook navenant: Er was een publicatie en er waren bijeenkomsten op landelijk niveau. De publicatie (eerst een krant, daarna een magazine format) is inmiddels gestopt, het laatste nummer verscheen in november 2011. Ook de landelijke bijeenkomsten worden zelden nog georganiseerd.

Op internationaal vlak gebeurde er meer. De Belgische LSP, een stuk grotere organisatie met een paar honderd leden en een actief intern politiek leven, organiseert elk jaar de zomerschool voor de Europese secties van het CWI, hoewel er ook van buiten Europa de nodige kameraden aanwezig zijn. Deze zomerschool was een tijd een belangrijke boost voor mijn actieve deelname aan de organisatie. Gezien ook dat ik vlakbij de Belgische grens woon, was ik regelmatig aanwezig bij diverse activiteiten van de LSP zoals demonstraties en “Socialisme” weekenden.

Het hoogtepunt van dit actieve lidmaatschap was mijn lidmaatschap van het secretariaat, de leiding van de Nederlandse organisatie, en mijn rol als Nederlandse vertegenwoordiger op het IEC (het International Executive Committee, de internationale samenkomst van CWI secties) in 2009.

Kentering

2009 kende echter ook een keerpunt, op meerdere momenten. De belangrijkste ’trigger’ was een aanvaring die ik had in april van dat jaar. Ik was op dat moment al een paar jaar ook actief op het webforum revleft.com, een discussie plek voor alle mensen die revolutionair-linkse ideeën in een of andere vorm erop nahouden. Op dit forum zijn ook de nodige CWI leden te vinden en na wat discussie werd het idee opgevat om een CWI webforum te starten. Iets wat ik technisch verzorgde.

Binnen enkele uren na aankondiging van dit webforum, werd ik van drie verschillende kanten dringend opgeroepen het forum “ONMIDDELIJK” te sluiten. Men had ‘slechte ervaringen’ met webfora, zo werd mij verteld. Een ander stelde: “dergelijke fora vallen immers onvermijdelijk ten prooi aan de talloze hyena’s die maar al te graag het werk van het CWI beschadigen, liefst door in te spelen op vooroordelen”. Ook zou ik geen ’toestemming’ hebben gevraagd om de naam van het CWI te mogen gebruiken. Dit laatste roept overigens meteen twee punten op: 1. Heeft de CWI leiding een copyright op de naam of iets dergelijks, waar men krampachtig aan vasthoudt? 2. Deze houding betekent, de facto, dat het CWI leden verbied zich te organiseren buiten de “structuren”, een oppositie krijgt nul ruimte om zichzelf maar de vraag te stellen of men het met iets eens of oneens is.

Geschrokken van zulk hevige reacties haalde ik het forum offline, maar het zette me wel aan het denken over het democratisch functioneren van de organisatie en, daarmee, een heel legio aan onderwerpen.

Ik begon dus opnieuw verder te zoeken. Ik trok niet de conclusie om de baby met het badwater weg te gooien en het Marxisme vaarwel te zeggen, daarvoor zat die overtuiging te diep. Ik kwam in aanraking met de politiek van de CPGB. Deze Britse organisatie is een voortzetting van een fractie uit de oude CPGB die in 1991 opgeheven werd en stelt zich tot doel dat de communistische partij opnieuw moet worden opgericht via de eenwording van revolutionair-links op democratische, internationalistische en klasse-onafhankelijke basis. Hun Weekly Worker heeft die doelstelling in het achterhoofd en de openheid waarmee politieke tegenstellingen werden bediscussieerd was een grote openbaring. Door de openheid, door tegenstanders volledig woord te geven, was ik een niveau van discussie en debat tegen gekomen die ik maar zelden elders had gezien. Deze aanraking met een andere stroming binnen het Marxisme heeft ook een impact gehad op mijn politieke ontwikkeling van de afgelopen vijf jaar, maar daarover later meer.

Waarom dus nu deze open brief? Had ik de afgelopen vijf jaar geen inbreng kunnen maken om de organisatie te wijzigen? Opbouwende kritiek kunnen inbrengen?

Dit is meermalen gebeurt de afgelopen jaren. Ons laatste congres, bij uitstek een gebeurtenis om naar de langere termijn te kijken en te reflecteren op de laatste periode, dateert uit 2006. Herhaalde vragen voor een nieuw congres werden afgedaan met “wij hebben elke vergadering, vooral op de redactievergaderingen, goede discussies” en “er komt zeker een moment dat het houden van een congres een rol kan spelen bij het integreren van een groep nieuwe jonge kameraden en bij het opstellen van nieuwe perspectieven, maar zover is het nu zeker nog niet”.

Het laatste argument is wat mij betreft flauwekul: Een congres gaat niet over het ‘integreren van nieuwe leden’, maar over strategische, dat heet, lange termijn perspectieven en reflectie. De vergaderingen waar naar gerefereerd worden betreffen de landelijke vergaderingen, waar ieder lid op welkom is en waarop wordt gesproken over de huidige politieke ontwikkelingen. Geen ruimte voor reflectie of lange termijn visie. Dat heb ik zelf ook ondervonden toen ik een aantal maal een discussietekst had voorgelegd ter discussie op een dergelijke vergadering, waarvan geen enkele keer een serieuze behandeling plaatsvond.

Hierdoor heb ik nu definitief het gevoel dat Socialistisch Alternatief niet meer de organisatie is waar ik iets kan betekenen, een groep zonder visie of doel en waar aanmodderen en wachten op betere tijden het devies lijkt te zijn.

Bobby Siecker

Rond het jaar 2001, zeker na de gebeurtenissen van 11 september en de respons daarom door wat ik nu het “Amerikaans imperialisme” zou noemen werd mijn politieke interesse opgewekt. Aanvankelijk was ik nog erg zoekende. Ik was (en ben) erg gedesillusioneerd wat betreft de huidige sociale toestand van de mensheid en had in het begin, mede wijtens de ietwat xenofobe inslag van mijn ouders destijds, moeite om richting te geven aan mijn ideeën. Ik schommelde tussen romanticistische ideeën die ik nu als reactionair zou ervaren en vage anarchistisch-utopische hersenspinsels. Ik was zelfs korte tijd ietwat meegesleept in de retoriek van Fortuyn, ook al was dat maar van korte duur.

Veel veranderde toen ik op de middelbare school waarop ik zat een aantal gelijkgestemden ontmoette tijdens een spontane demonstratie onder de titel “voer eendjes, geen oorlog!”. Ik begon mezelf rond dezelfde tijd ook “communist” te noemen, al had ik -in retrospect- maar weinig sjoege van wat dat precies inhield. Al was ik er wel van overtuigd dat het weinig met de USSR te maken had. Met een aantal leerlingen van de voer eendjes demonstratie vormde we de AVS groep, de Algemene Vredes-Socialisten. Enthousiast begon ik vergaderingen voor deze groep te organiseren met steeds zwaardere politieke thema’s, al bleek langzaam maar zeker dat het politiek niveau bij de andere leden veel lager was, en het voor hen het groepje vooral een hoge sociale waarde had, op de typisch adolescente manier.

Gelukkig waren deze bijeenkomsten een startschot voor mijn zoektocht naar politieke ideeën. Al gauw kwam ik allerhande websites terecht. De IS trok mij totaal niet, omdat ik die groep als een stel opgehitste studenten zag met weinig nieuws te melden. En zowel nu als toen niet anders kon karakteriseren als ‘linkse watjes’, met hun veelal a-politieke leuzen en subcultuur van palestina-sjaaltjes en vegetarisme. De NCPN was uit den boze vanwege hun quasi-Stalinistische/Maoïstische inslag. Dankzij de website van de Amerikaanse afdeling van het CWI/CAI, die ik prees omwille hun werk in het hol van de leeuw, raakte ik in contact met Offensief.

Het duurde niet lang of ik sloot mij aan als 16 jarig broekie bij de organisatie. Vol enthousiasme kwam ik naar vergaderingen en ging ook vol overgave naar een aantal van de zomerscholen. Mijn politieke ontwikkeling ging in de hoogste versnelling, ondanks mijn problemen met lezen. Ik kan niet ontkennen dat ik soms wat doorschoot in mijn jeugdige onschuld als het ging om het verklaren van mijn liefde voor het project van het socialisme. Ik denk dat dit deels komt doordat ik mij, als iemand die z’n leven lang geplaagd was door autisme en daarmee eenzaamheid, eindelijk een plek had gevonden tussen mensen.

Er volgden een paar jaren van redelijke activiteit voor Offensief, zeker in vergelijking met de laatste jaren. Ik wilde enthousiast meedoen, ondanks mijn tekortkomingen. Er was zelfs een moment waarop ter sprake kwam of ik “full timer” of “vrijgestelde” kon zijn voor de organisatie. Verder besloot ik vol idealistische voornemens de opleiding grafisch vormgeven te gaan doen om daarmee het propagandamateriaal van de organisatie te kunnen vormgeven. Ondertussen ging het opdoen van politieke en historische kennis natuurlijk door.

Helaas nam mijn politieke betrokkenheid nogal af vanaf de tijd dat ik de grafisch-vormgeven opleiding ging doen. Dit kwam enerzijds door de werkdruk vanuit school, anderzijds door het lage niveau van activiteit in de organisatie. In de tussentijd had ik leden zien komen en zien gaan, zonder dat er echt veel structureels gebeurde. Meer en meer begon de boel op een roerloos schip te lijken, drijvend op het eb en vloed van de objectieve politieke situatie. Er bestond, en bestaat geen écht perspectief op de directe toekomst binnen de organisatie. En het credo bleef min of meer: “eerst meer leden, daarna kunnen we werkelijk aan de slag”. In dit klimaat wist ik mij totaal geen raad met de vraag wat ik zélf kon betekenen in de organisatie, en de wereld van politiek en activisme in zijn geheel. Voor mij was het activisme binnen de SP ook iets waar ik veel moeite mee had. Omdat ik mij niet kon vinden in de SP als partij en politiek platform. Voor mij waren ze veel te soft. En de paar keren dat ik naar SP bijeenkomsten was kwam de cultuur me erg burgerlijk over. Met nauwelijks ook maar een anti-kapitalistisch, of anti-staat sentiment te bekennen. Laat staan een marxistisch of daadwerkelijk socialistisch perspectief. Door deze feiten raakte ik vrijwel totaal inactief.

Deze inactiviteit wilde niet zeggen dat ik geen interesse meer had in politiek. In tegendeel. Ik was nog altijd hongerig naar kennis en inzicht in de situatie. Maar door de positie van machteloosheid leidde dit vaak tot frustraties. Zelfs perioden van depressie van tijd tot tijd. Echter, mijn geloof in de noodzaak van het socialisme bleef onaantastbaar, vooral doordat de ideeën en de analysen van Marx keer op keer bevestigd werden door de situatie in de wereldeconomie. Wel begon ik zachtjes meer en meer te twijfelen aan de methoden van het CWI. Niet alleen omdat we in Nederland maar wat bleven aanmodderen, maar vooral ook dat internationaal gezien de groei er niet bepaald in zat. Zelfs niet in België en Engeland en Wales -de grote voorbeelden voor Nederland- waar, ondanks de economische en politieke situatie in de wereld, nauwelijks vooruitgang werd geboekt, en dezelfde ouwe koppen bleven terugkomen. Daarnaast begon me het feit dat radicaal links in Nederland en Internationaal zo versplinterd is steeds meer te irriteren en zorgen te baren. Waarom werkten clubs als het CWI, de IST en de 4e volledig langs elkaar heen, vaak elkaar alleen ziend op demonstraties, en dan vaak angstvallig elkaar ontwijkend? De karikatuur uit Monty Python’s “Life of Brian” begon steeds realistischer te worden in mijn ogen. En is minstens zo lachwekkend voor mensen die de leuze “Proletariërs aller landen, verenigt U!” roepen.

Mijn politieke waakvlam werd weer wat aangewakkerd de afgelopen jaren dankzij Jos Alembic, ik zal zijn invloed in mijn politieke ontwikkeling zeker niet ontkennen. Hij nodigde me uit om eens mee naar de Communist University te komen van de CPGB in Engeland, waar hij hierboven al over verteld. Allereerst was ik sceptisch, maar spoedig ging een wereld voor mij open. De openheid die daar gevoerd werd, alsook het niet schuwen van politieke onenigheid was een grote teug frisse lucht die leidde tot veel nieuwe inzichten. Echter, ik voelde me in geen enkel opzicht hierdoor bewogen Offensief te verlaten. Eerder had ik het idee de organisatie, wellicht samen met Jos, te transformeren. Of in ieder geval een beetje een frisse wind te laten waaien. Helaas is er weinig te beginnen met een club die eigenlijk inactief is. Was ik in België of Zweden gesitueerd, dan was het een ander verhaal geweest.

Toch wil benadrukken dat Offensief (ja, ik noem het nog steeds zo) een absoluut essentiële rol heeft gespeeld in mijn politieke (en gezien mijn leeftijd, persoonlijke) ontwikkeling. Hiervoor ben ik de organisatie, vooral de kameraden van de organisatie, zeer dankbaar.

Politieke meningsverschillen

We kunnen op diverse terreinen beginnen, maar we beginnen bij wat Trotskisten het ‘overgangsprogramma’ noemen, maar eigenlijk geen echt programma is, in de zin dat we het hebben over een programmatisch document. Beter is om te spreken over een overgangsmethode wat zich vaak uit in specifieke eisen voor specifieke onderwerpen. De overgangsmethode doelt, in een notendop, op het aansluiten van ‘bestaand bewustzijn’ van de arbeidersklasse om dit vervolgens te radicaliseren, stap voor stap, met steeds verdergaande eisen om uiteindelijk bij een revolutionair bewustzijn uit te komen.

Deze aanpak heeft echter een aantal problemen die we hier in twee delen opsplitsen: De gevolgen voor het soort partij wat Trotskisten opbouwen aan de ene kant en aan de andere de houding van Trotskisten ten opzichte van de arbeidersbeweging.

Sektarisme en het complot

Zoals gezegd doelt de overgangsmethode op het ‘aansluiten bij bestaand bewustzijn’ van de ‘meest bewuste lagen’. Het probleem is alleen dat dit bestaande bewustzijn vrijwel altijd reformistisch van aard is. De meest ‘radicale’ eisen gaan niet verder dan de “onteigening van de grote bedrijven die de economie domineren”, “de productiemiddelen in handen van de gemeenschap en democratisch     gepland voor de voorziening in de behoeften van de miljoenen, niet de miljonairs” en “voor     volledige democratie. Alle functionarissen worden gekozen en staan onder controle van diegenen die hen gekozen hebben”. Wat ontbreekt zijn democratisch republikeinse eisen, politieke eisen die onze klasse onderwijzen in de noodzaak van een democratische republiek, zoals Friedrich Engels al beschreef in zijn kritiek op een concept van het Erfurt programma[ref]https://www.marxists.org/archive/marx/works/1891/06/29.htm[/ref], de concrete vorm van de ‘dictatuur van het proletariaat’.

De methode van het overgangsprogramma is echter anders. De arbeidersklasse wordt geacht politiek te leren via ‘strijd’, dat heet, protest, stakingen en dergelijke. Door steeds een ‘stap verder te gaan’, zo is het idee, radicaliseert de arbeidersklasse, totdat ze vanzelf revolutionaire conclusies begint te trekken omdat de eisen waarvoor ze strijd niet realiseerbaar zijn onder het kapitalisme en dus dat socialisme de enige uitweg wordt.

De weg hiernaartoe is die van een staking, liefst ook een algemene staking. Letterlijk genomen is een algemene staking onacceptabel. Waar kunnen gewonden immers naar toe als het ziekenhuis gesloten is? Waar kunnen mensen hun eten halen als de winkels leeg zijn? Hoelang blijft het licht aan als de elektriciteitscentrales geen kolen meer aangeleverd krijgen? Natuurlijk is de opzet dat de werkende klasse het heft zelf in handen neemt, middels een stakerscomité. En als de stakerscomité’s maar lang genoeg het heft in handen hebben en dat maar zo breed mogelijk over de hele maatschappij aanwezig zijn, dan komt dat de facto neer op een machtsovername. Presto, revolutie!

Nu de werkelijkheid. In 1974, tijdens de Anjerrevolutie in Portugal, speelde zich precies zo’n stakingsgolf af, een serieuze revolutionaire crisis voor het fascistische regime. Maar wie vulde het machtsvacuüm die het instortende regime achterliet? De sociaal-democratie, gesteund door imperialistische krachten. Ander voorbeeld: De Iraanse revolutie van 1979 kende ook een hoop stakerscomité’s die het zittende regime van de Shah ten val bracht. Wie vulde dat machtsvacuüm? De Islamisten, die overigens in de jaren erop alle revolutionaire elementen uitmoordde, als deze het land niet al hadden ontvlucht.

We kunnen meer voorbeelden geven, maar het punt kan worden gemaakt: Revolutionaire crises alléén zijn niet voldoende voor de arbeidersklasse om de macht te nemen. Er zal bij een dergelijk machtsvacuüm altijd worden gekeken naar bestaande krachten. En dat zijn vrijwel nooit de minuscule revolutionaire groepen, maar maatschappelijke krachten die al een zekere inworteling hebben.

De bureaucratische sekte

Bovendien is de strategie, zo bekeken, ook gebaseerd op een complot: Revolutionairen zijn niet eerlijk over de einddoelen, omdat de arbeidersklasse dit ’toch niet zou begrijpen’, maar manipuleren met ‘correcte slogans’ op het ‘juiste moment’ de klasse. Meestal leidt dit tot niks en blijven we in de marge, waardoor onze ‘aansluitende’ eisen niet zijn te onderscheiden van wat bijvoorbeeld de SP verdedigt. Dagelijks hebben we zelf geworsteld met deze tegenstelling als SP of FNV leden ons vroegen in welke zin we dan zo anders waren. Een stap hoger is het voor menig buitenstaander ook onbegrijpelijk waarom Socialistisch Alternatief en, bijvoorbeeld, de veel bekendere Internationale Socialisten niet gewoon samengaan.

Om dit te begrijpen moet je veel scholingsmateriaal lezen, iets wat alleen intern wordt verspreid. Om de methode volledig te beheersen ben je vaak een paar jaar en heel wat boeken en scholingen verder. Veel mensen haken onderweg af, de mensen die blijven geloven blijven over. Bovendien doet iedere andere groep (IS, NCPN, Doorbraak, Grenzeloos…) exact hetzelfde, iedereen overtuigd van hun eigen gelijk en elkaar troeven afvangen, maar nooit met elkaar wezenlijk in discussie of debat, laat staan dat er ruimte zou zijn voor eenheid op basis van onenigheid, dat heet, een democratische cultuur waarin open meningsverschillen vrijelijk kunnen voorkomen.

Intern is er ruimte voor discussie, hetzij maar beperkt. Ruimte voor het ontwikkelen van een andere kijk is er effectief niet. In Nederland is die er niet omdat er geen organisatie is, in andere landen waar het CWI wel een werkende organisatie heeft, zijn de kaders ook vrij star. De leiding heeft hierin een structureel voordeel ten opzichte van enige groep van dissidenten. De leiding van een werkende sectie bestaat immers uit fulltimers en heeft communicatieve toegang tot alle lagen van de partij. De oppositie moet het vaak doen met een ‘Intern Bulletin’ dat door de leiding wordt verspreid en waarop de leiding altijd meteen een antwoord geeft.

Naar buiten toe is er expliciet géén ruimte voor andersdenkenden. De partij moet immers altijd de ‘juiste slogans’ naar buiten brengen. Als er opeens meerdere, conflicterende geluiden zouden worden geuit zou dat de arbeidersklasse toch maar ‘verwarren’. In veel andere organisaties op de linkerzijde zijn royeringen niet ongewoon, bij het CWI lijkt een andere tactiek te worden geprefereerd: Een uitputtingsslag in het voordeel van de leiding, waardoor opposanten de organisatie meestal vanzelf wel verlaten.

Dit allemaal gezegd hebbende, wat dan wel?

Deze vorm van organisatie is niet uniek voor Trotskisten, hoewel de specifieke methode van het overgangsprogramma dat weer wel is. Maar ook Stalinisten en Maoïsten hebben last van dergelijke problemen. Ze hebben een historisch gemeenschappelijke bron: De ontwikkelingen van de vroege Communistische Internationale. Door de Russische burgeroorlog en de verwachting tussen 1918 en 1923 dat ook de rest van Europa een revolutionaire burgeroorlog zou kennen, heeft men de strategische keuze gemaakt voor de partijvorm die we nu ‘Leninistisch’ noemen[ref]Revolutionary Strategy is een boek dat hier een uitgebreide analyse op geeft: http://cpgb.org.uk/home/books/revolutionary-strategy-2008[/ref].

We kunnen zeggen dat deze partijvorm ronduit heeft gefaald, als deze al ooit heeft gewerkt. Na de val van de Sovjet-Unie werd duidelijk hoe zwak de revolutionair linkerzijde er werkelijk voorstond. Geen ‘rode jaren negentig’ zoals Peter Taaffe eind jaren ’80 nog voorspelde, maar een algehele ineenstorting van de arbeidersbeweging als een bewust klasse-project voor een andere maatschappij. Vóór de val van de muur was de beweging vooral geënt op het bestaan van het Oostblok als alternatief op het kapitalisme, iets wat het in onze ogen absoluut niet was, maar waarvoor in deze brief geen ruimte is om verder toe te lichten[ref]Hillel Ticktin geeft een kritisch overzicht van de verschillende blikken op de USSR in deze video: http://vimeo.com/29505740[/re]. De crisis op de linkerzijde is dus véél langer aan de gang en werd slechts verhuld door de Stalinistisch-georiënteerde periode. Het zou terug gevoerd kunnen worden tot de jaren ’30, zo niet verder.

Wat we nodig hebben is een partij die er weer naar streeft om de klasse te organiseren als klasse. Een klasse-partij dus waarin meningsverschillen, die ongetwijfeld voorkomen, openlijk worden bediscussieerd zodat het collectief daarvan kan leren in de partij, maar ook de klasse als geheel.

Wat ook nodig is, is een democratisch-republikeinse cultuur en programma. Te vaak blijft de overgangsmethode vast hangen in minimalisme aan de ene kant (bijvoorbeeld bij de eis met een 24 uren staking of een nationale afsplitsing, zoals bij Schotland en Catalonië op basis van een ‘socialistisch programma’) en maximalisme aan de andere kant (een ‘socialistische confederatie van Europa’). Ondanks de claim dat de overgangsmethode een ‘brug’ zou bouwen, is er geen link tussen dergelijk minimalisme en maximalisme. Hoe gaan we immers van een ‘socialistisch’ Nederland naar een Europese ‘socialistische confederatie’, om maar wat te noemen?

Een democratisch-republikeins programma focust op de politieke machtsovername door de arbeidersklasse. Het streeft naar concrete politieke eisen in het hier en nu, bijvoorbeeld: Tegen ‘presidentiële’ (één-persoon) leidingsvormen en vóór collectieve; opheffen van de AIVD/MIVD; voor, zover als mogelijk, lokale macht; opheffen van copyright en intellectueel eigendom; voor universele training in het gebruik van wapens en voor milities; voor een Europese Democratische Republiek en continentale eenheid van de werkende klasse. Het doel van een dergelijk programma is het politiek wapenen van de arbeidersbeweging met concrete eisen, een programma die in haar geheel leidt tot de democratische republiek, de “dictatuur van het proletariaat”.

Deze propaganda voor een concreet alternatief op de gebureaucratiseerde, kapitalistische samenleving is werk van lange adem. Het heeft immers weinig zin veel op agitatie te focussen en bijvoorbeeld voor stakingen op te roepen als deze voorstellen geen antwoord formuleren op de noden van de beweging en als de bureaucratie en overheden de touwtjes in handen hebben. De Derde Internationale concludeerde dat dit de leiding zou discrediteren, maar negentig jaar later is daar niet veel van terecht gekomen. In tegendeel: Marxistisch links is gemarginaliseerd en zelf gediscrediteerd.

Tot slot

Wij stappen dus wel uit de organisatie, maar benadrukken dat we niet gedesillusioneerd het Marxisme achter ons laten, integendeel. We starten een nieuw project dat de komende weken en maanden vorm zal krijgen als Communistisch Platform en waarvan de website op communisme.nu te vinden zal zijn. Ons doel zal zijn om de revolutionair linkerzijde te verenigen op basis van een Marxistisch programma, wat betekent dat we allereerst de diverse groepen een kritische spiegel moeten voorhouden en daarmee het debat aangaan. Ook willen we met dit project de bredere arbeidersbeweging – de vakbonden, de SP – in om campagne te voeren voor democratie, internationalisme en een onafhankelijke positie voor onze klasse en, daarmee, dus in de eerste plaats oppositie voeren tegen bureaucratie, nationalisme en klassencollaboratie (zoals bijvoorbeeld het Poldermodel).

Onze politieke kritiek in deze brief is nog maar beknopt. Op 1 mei verschijnt het eerste nummer van Kompas, waarin we uitgebreider onze standpunten duidelijk zullen maken. Het is omdat we bezig zijn met dit project én omdat we geen mogelijkheden zien om het CWI in Nederland te veranderen als leden, omdat de organisatie nauwelijks bestaat, dat het ons de ‘eerlijkere’ optie lijkt om eruit te stappen.

Wij nemen dus geen afscheid maar zullen elkaar wellicht nog vaak tegenkomen op diverse activiteiten. Wij blijven alle CWI’ers zien als kameraden, net als elke serieuze strijder voor onze klasse. Laat onze politieke meningsverschillen daar niet tussen komen maar juist een uitnodiging zijn om het debat aan te gaan, in het openbaar, waar onze klasse ook van kan leren!

Met communistische groet,

Jos Alembic
Bobby Siecker

April 2014.

Referenties en noten:

1. https://www.marxists.org/archive/marx/works/1891/06/29.htm

2. Revolutionary Strategy is een boek dat hier een uitgebreide analyse op geeft: http://cpgb.org.uk/home/books/revolutionary-strategy-2008

3. Hillel Ticktin geeft een kritisch overzicht van de verschillende blikken op de USSR in deze video: http://vimeo.com/29505740

Auteur